Lectionary Calendar
Saturday, May 18th, 2024
Eve of Pentacost
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

2 Kronieken 31

1 Toen dit alles was afgelopen, zijn alle Israelieten die zich daar bevonden uitgetogen naar de steden van Juda, hebben de wij-steenen verbrijzeld, de gewijde boomstammen omgehouwen en de hoogten en de altaren omvergeworpen, in gans Juda en Benjamin, en in Efraim en Manasse, totdat alles was opgeruimd. Daarna keerden al de Israelieten naar hun steden, elk naar zijn bezitting, terug.2 Voorts stelde Hizkia de afdelingen der priesters en der Levieten vast, en deelde daarbij ieder in naar zijn priesterlijken of Levietischen dienst: voor de brandoffers en de dankoffers om te dienen en om lofzangen en jubelliederen aan te heffen, binnen de poorten van des Heeren legerplaatsen.3 En de bijdrage des konings, uit zijn bezittingen, diende voor de brandoffers: voor de morgen brandoffers en de avondbrandoffers, voor die van de sabbatten, de nieuwemaansdagen en de feesttijden, overeenkomstig hetgeen in de wet des Heeren is voorgeschreven.4 En hij zeide tot het volk, tot de inwoners van Jeruzalem, dat zij de bijdrage voor de priesters en de Levieten zouden geven; opdat dezen zich met ernst zouden kunnen toeleggen op de wet des Heeren.5 Zodra dit gebod algemeen bekend werd, schonken de Israelieten rijkelijk het beste van koorn, most, olie, honing en alle opbrengst des velds; ook brachten zij het tiend van alles mildelijk op.6 Desgelijks brachten de Israelieten en de Judeers die in de steden van Juda woonden het tiend van runderen en kleinvee, alsmede de heilige gaven die aan den Heer, hun god geheiligd waren, en legden die bij hopen neer.7 In de derde maand begonnen zij die hopen aan te leggen en in de zevende maand waren zij er mee gereed.8 Toen kwamen Hizkia en de oversten, en die hopen ziende, loofden zij den Heer en zijn volk Israel.9 En toen Hizkia bij de priesters en de Levieten aangaande die hopen navraag deed,10 zeide de priester Azarja, het hoofd van het huis Sadok, tot hem: Sinds men begonnen is de gaven in des Heeren huis te brengen hebben wij tot verzadiging toe gegeten en rijkelijk overgehouden; want de Heer heeft zijn volk gezegend; wat wij overhielden is deze grote voorraad.

11 Hierop gelastte Hizkia kamers in den tempel in te richten, en toen men dit gedaan had,12 bracht men daarin nauwgezet de offergaven, de tienden en de wijgeschenken. Hierover werd als opziener gesteld de Leviet Konanja, en zijn broeder Sjimei, als tweede.13 Voorts werden Jehiel, Azazja, Nahath, Azael, Jerimoth, Jozabad, Eliel, Jismachja, Mahath en Benaja bestierders onder opzicht van Konanja en zijn broeder Sjimei, volgens beschikking van koning Hizkia en Azarja, den vorst van het godshuis.14 De Leviet Kore de zoon van Jimna, de portier aan de Oostpoort, werd aangesteld over de aan God gebrachte vrijwillige gaven om de gave voor den Heer en het hoogheilige uit te delen;15 hem stonden in de priestersteden trouw ter zijde Eden Minjamin, Jesjua, Sjemaja, Amarja en Sjechanja om aan hun broeders, afdelingsgewijze, zowel aan de kleinen als aan de groten, elk zijn deel te geven;16 met uitzondering van de in hun geslachtsregister opgenomen manlijke personen van drie jaar oud en daarboven, van die allen die in des Heeren huis kwamen om volgens den eis van elken dag den dienst waartoe zij verplicht waren, naar hun afdelingen, waar te nemen.17 Wat het geslachtsregister der priesters betreft, dit was ingericht naar familien; maar dat der Levieten, van twintig jaar af en daarboven, naar hun dienstregeling in hun afdelingen.18 Zij moesten in de geslachtsregisters opgenomen worden met al hun kinderen, vrouwen, zonen en dochters, van den gehelen stand; want door hun betrouwbaarheid moesten zij het heilige heilig houden.19 Ook waren er voor de zonen van Aaron, de priesters, die op den weidegrond hunner steden woonden, voor elke stad afzonderlijk, mannen die met name zijn opgegeven aangesteld om aan ieder manlijk persoon onder de priesters zijn aandeel te geven, alsmede aan elk die in het geslachtsregister der Levieten was opgenomen.20 Zo deed Hizkia in gans Juda; hij deed wat goed, recht en trouw was jegens den Heer, zijn god;21 in ieder werk dat hij aanving in zake van den dienst in het godshuis, in zake van de wet en de geboden, door te vragen naar zijn god, heeft hij van ganser harte gehandeld en voorspoed gehad.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile