Lectionary Calendar
Saturday, May 18th, 2024
Eve of Pentacost
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Deuteronomium 9

1 Hoor, Israel! Gij trekt heden den Jordaan over, om het land in bezit te gaan nemen van natien, groter en machtiger dan gij, grote steden met hemelhooge muren,2 van een groot en lang volk, de Enakieten, van wie gij weet en hebt horen zeggen: Wie kan tegen de Enakieten standhouden?3 Zie dan heden in, dat het de Heer, uw god, is, die als een verterend vuur aan uw spits overtrekt: hij zal hen verdelgen, hij hen voor u vernederen, zodat gij hen spoedig verdrijft en te gronde richt, gelijk de Heer u heeft toegezegd.4 Denk niet, als de Heer, uw god, hen voor u uit jaagt: Om mijn gerechtigheid heeft de Heer mij in het bezit van dit land gesteld--want om de slechtheid dezer volken drijft de Heer hen voor u uit;5 niet om uw gerechtigheid en rechtschapenheid gaat gij hun land in bezit nemen, maar om de slechtheid dezer volken drijft de Heer, uw god, hen voor u uit, en omdat hij het woord gestand wil doen dat hij uw vaderen, Abraham, Izaak en Jakob, gezworen heeft.6 Zie toch in, dat de Heer, uw god, u niet om uw gerechtigheid dit goede land in bezit geeft; want gij zijt een hardnekkig volk.

7 Gedenk en vergeet niet, hoe gij den Heer, uw god, in de woestijn vergramd hebt; van den dag af dat gij uit Egypteland zijt getogen, totdat gij aan deze plaats gekomen zijt, zijt gij weerspannig tegen den Heer geweest.8 Ja, bij den Horeb hebt gij den Heer zo vergramd dat hij in zijn toorn u wilde verdelgen:9 het was toen ik den berg had beklommen om de stenen tafelen in ontvangst te nemen, de tafelen van het verbond dat de Heer met u gesloten had, en veertig dagen en nachten op den berg vertoefde zonder brood te eten of water te drinken,10 toen de Heer mij de twee stenen tafelen gaf, door den vinger Gods beschreven, met al de woorden er op die de Heer op den berg midden uit het vuur op den dag der Vergadering tot u gesproken had.11 Toen nu de Heer na verloop van veertig dagen en nachten, mij de stenen tafelen, de tafelen des verbonds, had gegeven,12 zeide de Heer tot mij: Sta op, ga in aller ijl van hier naar beneden; want uw volk, dat gij uit Egypte geleid hebt, heeft zich bezondigd; zij zijn spoedig afgeweken van den weg dien ik hun heb voorgeschreven, zij hebben zich een gegoten beeld gemaakt.13 Verder zeide de Heer tot mij: Ik heb dit volk gadegeslagen, en waarlijk, het is een hardnekkig volk.14 Laat mij begaan dat ik hen verdelge, hun naam van onder den hemel uitwisse en u tot een natie make, machtiger en talrijker dan deze.15 Toen wendde ik mij en daalde den berg af; de berg nu brandde, en de twee tafelen des verbonds droeg ik op mijn beide handen;16 en ik zag dat gij hadt gezondigd tegen den Heer, uw god, u een gegoten stier hadt gemaakt, en spoedig afgeweken waart van den weg dien de Heer u had voorgeschreven.17 En ik vatte de twee tafelen, wierp ze van mijn beide handen en verbrijzelde ze voor uw ogen.18 Daarop wierp ik mij voor den Heer neder, gelijk den eersten keer, veertig dagen en nachten, zonder brood te eten of water te drinken, om al het zondig bedrijf waaraan gij u hadt schuldig gemaakt, door te doen wat kwaad is in het oog des Heeren, om hem te tergen.19 Want ik duchtte den toorn en de verbolgenheid van den Heer, die zo op u vergramd was dat hij u wilde verdelgen. En de Heer verhoorde mij ook ditmaal.20 Ook op Aaron was de Heer zo hevig vertoornd dat hij hem wilde verdelgen; maar ik was terzelfder tijd ook Aarons voorspraak.21 En het gewrocht uwer zonde dat gij gemaakt hadt, den stier, heb ik genomen en verbrand, stukgestoten en terdege vergruizeld, zodat hij tot stof was vermalen, en zijn stof strooide ik in de beek die van den berg afvloeit.22 Alsmede te Tabeera, te Massa en te Kibroth-hattaawa hebt gij den Heer telkens vergramd;23 desgelijks toen de Heer u uit Kades-barnea zond met de woorden: Trekt op en neemt het land in bezit dat ik u gegeven heb--waart gij weerspannig tegen het bevel van den Heer, uw god; gij hebt hem niet geloofd noch naar hem geluisterd.24 Weerspannig tegen den Heer zijt gij geweest van den dag af dat hij u heeft gekend.25 Toen ik mij nu voor den Heer nederwierp die veertig dagen en nachten van welke ik sprak--omdat de Heer had gezegd dat hij u verdelgen zou--26 toen bad ik tot den Heer en zeide: Heere God, stort toch uw volk en uw erfdeel, dat gij door uw grote macht losgekocht en met sterke hand uit Egypte geleid hebt, niet in het verderf!27 Gedenk uw dienaren, Abraham, Izaak en Jakob; sla geen acht op de hardheid van dit volk, op zijn boosheid en zijn zonde!28 Opdat niet het land waaruit gij ons hebt uitgeleid zegge: Omdat de Heer niet in staat was hen in het land te brengen dat hij hun had toegezegd, en omdat hij hen haatte, heeft hij hen uitgeleid om hen te doden in de woestijn.29 Zij zijn toch uw volk en uw erfdeel, dat gij door uw kracht en uw uitgestrekten arm uit Egypte hebt uitgeleid.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile