Lectionary Calendar
Saturday, May 25th, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Jeremia 14

1 Het woord des Heeren tot Jeremia betreffende de langdurige droogte:2 Juda rouwt, en haar poorten kwijnen, liggen in het zwart ter aarde; Jeruzalems gejammer stijgt omhoog.3 Haar edelen zonden hun onderhorigen om water, zij kwamen bij de bakken, maar vonden geen water, keerden terug met hun vaten ledig, zij staan beschaamd en verlegen, hebben zich het hoofd omhuld.4 Ook is het bebouwen van den grond gestaakt, omdat er geen regen op aarde is geweest; beschaamd staan de landbouwers, zij hebben zich het hoofd omhuld.5 ja, ook de hinde op het veld laat haar pas geworpen jong in den steek; want er is geen groen.6 En de woudezels staan op de kale plekken, hijgen naar lucht als jakhalzen; hun ogen versmachten, omdat er geen kruid is.7 Hoewel onze ongerechtigheden tegen ons getuigen, Heer, handel om uws naams wil; want onze afwijkingen zijn veelvuldig, tegen u hebben wij gezondigd.8 Gij, verwachting, Israels, zijn redder in tijd van nood, waarom zoudt gij zijn als een vreemde in den lande, als een reiziger die is ingekeerd om te overnachten?9 Waarom zoudt gij zijn als een die in diepen slaap ligt, als een held die niet bij machte is te redden? En gijzelf zijt toch in ons midden, Heer, uw naam is over ons uitgeroepen; begeef ons niet!

10 Zo zegt de Heer van dit volk: Desgelijks hielden zij van omzwerven, hebben zij hun voeten niet weerhouden; daarom heeft de Heer in hen geen welgevallen; thans gedenkt hij hun schuld, straft hij hun zonden.11 Voorts zeide de Heer tot mij: Bid niet voor dit volk ten goede.12 Als zij vasten, luister ik niet naar hun gekrijt; en als zij brandoffer en meeloffer brengen, heb ik in hen geen behagen; maar door zwaard en hongersnood en pest ga ik hen afmaken.13 Toen zeide ik: Helaas, Heere God! zie, de profeten zeggen hun: Gij zult geen zwaard zien en geen hongersnood hebben; maar ik zal u vrede en veiligheid geven aan deze plaats.14 Maar de Heer zeide tot mij: 't Is leugen wat de profeten profeteren in mijn naam; ik heb hen niet gezonden, hun geen last gegeven, niet tot hen gesproken; een leugengezicht en nietige waarzegging en bedrog uit henzelf, dat is het wat zij u profeteren.15 Daarom spreekt de Heer aangaande de profeten die profeteren in mijn naam, ofschoon ik hen niet gezonden heb, aldus: De profeten, die zeggen: Noch zwaard noch hongersnood zal er zijn in dit land--zullen zelf door het zwaard en den hongersnood omkomen.16 En de lieden wien zij profeteren, die zullen weggeworpen liggen op Jeruzalems straten, van den hongersnood en het zwaard, zonderdat iemand hen begraaft, zij met hun vrouwen, zonen en dochteren; zo zal ik hun kwaad over hen uitstorten.

17 Zeg hun het volgende: Laten mijn ogen wegsmelten in tranen, nacht en dag, zonder tot rust te komen; want de jonkvrouw, de dochter mijns volks, is met een grote breuke getroffen, met een zeer smartelijke wonde.18 Ga ik uit in het veld, daar liggen de verslagenen door het zwaard; kom ik in de stad, daar heerst de ellende van den hongersnood; want zowel profeet als priester zijn ter aarde gezonken, zonder het voorzien te hebben.19 Hebt gij Juda voorgoed versmaad, of heeft van Sion uw ziel een afkeer? Waarom hebt gij ons geslagen, zodat er geen genezing voor ons is? Wij wachten op heil, maar er komt niets goeds, en op een tijd van verademing, en zie, louter angst!20 Wij erkennen, Heer, onze snoodheid, de schuld onzer vaderen, dat wij tegen u gezondigd hebben.21 Verwerp niet, om uws naams wil, geef niet prijs den zetel uwer heerlijkheid; gedenk uw verbond met ons, verbreek het niet!22 Is er onder de nietigheden der heidenen een die doet regenen? of kan de hemel een stortbui geven? Zijt gij het niet, Heer, onze God? opdat wij op u hopen; want gij hebt dat alles gemaakt.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile