Lectionary Calendar
Saturday, May 25th, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Richteren 21

1 Te Mispa nu hadden de Israelieten gezworen: Niemand van ons zal zijn dochter aan een Benjaminiet tot vrouw geven.

2 Maar toen het volk te Bethel kwam, zat het daar tot den avond voor Gods aangezicht; het verhief de stem, weende heftig

3 en zeide: Waarom, Heer, god Israels is dit in Israel geschied, dat heden een stam uit Israel gemist wordt?

4 En den volgenden morgen maakte het volk zich op en bouwde aldaar een altaar, waarop het brand offers en dankoffers bracht.

5 Toen zeiden de Israelieten: Wie uit alle stammen van Israel is niet ter vergadering tot den Heer opgegaan? Want zij hadden een dieren eed afgelegd met het oog op hem die niet zou opgaan tot den Heer te Mispa: ter dood gebracht zal hij worden.

6 De Israelieten nu droegen leed over den broederstam Benjamin en zeiden: Thans is een stam afgesneden van Israel.

7 Wat zullen wij voor de overgeblevenen ter zake van de vrouwen doen, nu wijzelf bij den Heer gezworen hebben dat wij hun geen dochter van ons tot vrouw zullen geven?

8 Toen zeiden zij: Is wellicht een enkele uit Israels stammen niet tot den Heer te Mispa opgegaan? En zie, uit Jabes in Gilead was niemand in het kamp tot de vergadering gekomen.

9 Het volk werd gemonsterd, en inderdaad, er was niet een uit de inwoners van Jabes in Gilead.

10 Toen zond de gemeente twaalfduizend uit haar kloeke mannen derwaarts met den last: Gaat heen en verslaat de inwoners van Jabes in Gilead met het scherp des zwaards, ook de vrouwen en kinderen.

11 Doch met dezen verstande: alwat manlijk is en alle vrouwen die met mannen gemeenschap hebben gehad zult gij met den ban slaan, maar de maagden zult gij in het leven laten.

12 Zij deden aldus, en men trof onder de inwoners van Jabes in Gilead vierhonderd maagden aan, meisjes die met geen man gemeenschap hadden gehad, en bracht die in het kamp te Sjilo, in het land Kanaan.

13 Nu zond de gehele gemeente boden, door wie zij spraken tot de Benjaminieten die op de rots Rimmon waren en hun vrede aankondigden.

14 Hierop keerden de Benjaminieten terug en gaf men hun de vrouwen die zij uit de vrouwen van Jabes in Gilead in het leven gelaten hadden. Maar er waren er niet genoeg.

15 En het volk droeg leed over Benjamin, dat de Heer een breuke had geslagen in de stammen van Israel.

16 Daarom zeiden de oudsten der gemeente: Wat zullen wij voor de overgeblevenen ter zake van de vrouwen doen? Want de vrouwen zijn uit Benjamin verdelgd.

17 Voorts zeiden zij: Er worde Benjamin een rest gelaten; opdat niet uit Israel een stam uitgedelgd worde!

18 Maar wijzelf kunnen hun geen vrouwen uit onze dochters geven. --Want de Israelieten hadden gezworen: Vervloekt wie een vrouw aan een Benjaminiet geeft!

19 Toen zeide men: Zie, het jaarlijks feest ter ere van den Heer wordt gevierd te Sjilo, dat ten noorden van Bethel, oostelijk van de heirbaan die van Bethel naar Sichem oploopt, en ten zuiden van Lebona ligt.

20 Zij bevalen dan den Benjaminieten: Gaat in hinderlaag liggen in de wijngaarden en let goed op.

21 Wanneer de meisjes van Sjilo naar buiten komen om in reien te dansen, komt dan uit de wijngaarden te voorschijn, rooft u ieder een vrouw uit de meisjes van Sjilo en gaat naar het land van Benjamin.

22 Komen dan haar vaders of broeders om ons dit te verwijten, zo zullen wij tot hen zeggen: Staat haar goedgunstig aan ons af; want in den krijg hebben wij niet ieder een vrouw gekregen; gij hebt ze immers niet gegeven; waardoor gij u zoudt hebben bezondigd.

23 De Benjaminieten deden zo en namen uit de dansenden die zij geschaakt hadden zovele tot vrouw als zij talrijk waren; daarna gingen zij heen, keerden weder naar hun erfdeel, herbouwden de steden en vestigden zich daarin.

24 Toen gingen de Israelieten van daar uiteen, bij stammen en familien, en vertrokken van daar elk naar zijn erfdeel.

25 In die dagen was in Israel geen koning en deed ieder wat hem goeddacht.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile