Lectionary Calendar
Saturday, May 25th, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Markus 8

1 Toen in die dagen wederom een grote schare aanwezig was en zij niets te eten hadden, riep hij zijn leerlingen bij zich en zeide:2 Ik heb medelijden met de schare; want zij zijn nu reeds drie dagen bij mij en hebben niets te eten;3 indien ik hen hongerig laat gaan, zullen zij onderweg bezwijken; en sommigen van hen komen van ver.4 Zijn leerlingen antwoordden hem: Hoe kan iemand dezen hier in een onbewoonde plaats met brood verzadigen?5 Hij vroeg hun: Hoeveel brooden hebt gij? Zij zeiden: Zeven.6 Toen beval hij de schare zich op den grond neer te vlijen, nam de zeven brooden, brak ze, na er de dankzegging over uitgesproken te hebben, en gaf ze aan zijn leerlingen om ze uit te reiken. En zij reikten ze aan de schare uit.7 Zij hadden ook enige visjes, en na er den zegen over uitgesproken te hebben, liet hij ook die uitreiken.8 Zo aten zij en werden verzadigd, en de overgeschoten brokken namen zij op, zeven manden.9 Het waren ongeveer vierduizend, en hij liet hen heengaan.

10 Aanstonds daarop scheepte hij zich met zijn leerlingen in en begaf zich naar de streek van Dalmanoetha.11 De Farizeen kwamen en begonnen twist met hem te zoeken: zij eisten van hem een teken uit den hemel. Hiermee wilden zij hem op de proef stellen.12 Zwaar zuchtend, zeide hij: Wat vraagt dit geslacht een teken! Voorwaar, ik zeg u, aan dit geslacht zal geen teken worden gegeven.13 Hiermee verliet hij hen en scheepte zich weer in om naar de overzijde te varen.14 Zij nu vergaten brood mee te nemen en hadden in het schip niet meer dan een brood bij zich.15 Toen hij dan hun de waarschuwing gaf: Ziet goed toe, wacht u voor den zuurdeesem der Farizeen en den zuurdeesem van Herodes--16 spraken zij er met elkander over dat zij geen brooden hadden.17 Hij begreep dat en zeide tot hen: Wat overlegt gij dat gij geen brooden hebt? Hebt gij nog geen inzicht of begrip? Zijt gij dan stompzinnig?18 Terwijl gij ogen hebt ziet gij niet, en terwijl gij oren hebt hoort gij niet?19 Herinnert gij u dan niet, hoeveel korven vol brokken gij opnaamt toen ik de vijf brooden voor de vijfduizend gebroken had? Zij zeiden tot hem: Twaalf.20 En hoeveel manden vol stukken gij opnaamt bij de zeven voor de vierduizend? Zij zeiden: Zeven.21 Toen zeide hij: Zijt gij dan nog onbevattelijk?

22 Toen hij te Bethsaida kwam, bracht men hem een blinde met het verzoek hem aan te raken.23 Hij vatte den blinde bij de hand, voerde hem buiten het dorp, spuwde op zijn ogen, legde hem de handen op en vroeg hem: Ziet gij iets?24 Hij sloeg de ogen op en zeide: Ik zie de mensen; want ik zie ze als bomen wandelen.25 Nu legde hij opnieuw de handen op zijn ogen, en thans zag hij goed en was hersteld: hij zag alles duidelijk.26 En Jezus zond hem naar huis en zeide: Ga het dorp niet in.

27 Van daar ging Jezus met zijn leerlingen naar de dorpen van Cesarea Filippi, en onderweg vroeg hij zijn leerlingen: Wie zeggen de mensen dat ik ben?28 Zij zeiden: Johannes de Doper; anderen: Elia; anderen een der profeten.29 Nu vroeg hijzelf hun: Maar gij, wie zegt gij dat ik ben? En Petrus antwoordde: Gij zijt de Christus.30 En hij verbood hun scherp dit aan iemand te zeggen31 en begon hen te onderrichten dat de Mensenzoon veel moest lijden, door de oudsten, overpriesters en schriftgeleerden verworpen en gedood worden en na drie dagen weer opstaan.32 Dit zeide hij onbewimpeld. En Petrus nam hem terzijde en begon hem te berispen.33 Maar hij keerde zich af, zag zijn leerlingen aan en berispte Petrus: Weg, achter mij, Satan! want gij hebt niet Gods gedachten, maar menselijke.34 Toen riep hij de schare, met zijn leerlingen, en zeide hun: Indien iemand zich bij mij wil aansluiten, die verloochene zichzelf, neme zijn kruis op en volge mij.35 Want wie zijn leven wil behouden zal het verliezen, en wie het terwille van mij en de Blijde boodschap verliest zal het redden.36 Wat toch baat het een mens de gehele wereld te winnen en schade te lijden aan zijn ziel?37 Want wat zal een mens geven in ruil voor zijn ziel?38 Immers, wie zich in dit overspelig en zondig geslacht voor mij en mijn woorden schaamt, voor hem zal de Mensenzoon zich ook schamen wanneer hij komt in de heerlijkheid zijns Vaders met de heilige engelen.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile