Lectionary Calendar
Saturday, May 18th, 2024
Eve of Pentacost
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Psalmen 31

1 Voor den orkestmeester. Een psalm van David. (31-2) Tot u, Heer, neem ik de toevlucht; laat mij niet beschaamd worden voor eeuwig. Geef mij uitkomst door uw gerechtigheid,2 (31-3) neig uw oor tot mij, bevrijd mij ijlings; wees mij tot een burg op een rots, tot een bergveste om mij te redden.3 (31-4) Want gij zijt mijn rotskloof, mijn veste; om uws naams wil zult gij mij leiden en stieren.4 (31-5) Gij zult mij trekken uit het net dat zij heimelijk voor mij gespreid hebben; want gij zijt mijn burg.5 (31-6) Aan uw hand vertrouw ik mijn adem toe, gij verlost mij, Heer, getrouwe God.6 (31-7) Gij haat hen, die op ijdele nietigheden achtslaan; maar ik vertrouw op den Heer.7 (31-8) Ik wil mij juichend verblijden in uw gunst, omdat gij mijn ellende hebt aangezien, op mijn zielsbenauwdheid achtgeslagen,8 (31-9) mij niet in des vijands hand overgeleverd, maar mijn voeten op een ruime plaats gezet hebt.

9 (31-10) Ontferm u mijner, Heer; want het is mij bang; van verdriet vervalt mijn oog, mijn ziel en mijn lichaam;10 (31-11) want mijn levensdagen vergaan in jammer, mijn jaren in gezucht, mijn kracht is gestruikeld in mijn ellende, mijn gebeente is vervallen.11 (31-12) Voor al mijn tegenstanders ben ik een smaad geworden, voor mijn naburen in hooge mate, een schrik voor mijn bekenden; wie mij op straat zien, gaan voor mij uit den weg.12 (31-13) Ik ben vergeten, uit de gedachtenis geraakt als een dode, ben aan een verloren voorwerp gelijk geworden.13 (31-14) Want ik hoor het gemompel van velen--schrik rondom! Terwijl zij tegen mij samenspannen, smeden zij het plan mij het leven te benemen.14 (31-15) Maar ik vertrouw op u, Heer; ik zeg: Gij zijt mijn God.15 (31-16) In uw hand zijn mijn lotgevallen; verlos mij uit de hand mijner vijanden en vervolgers.16 (31-17) Doe uw glanzend aangezicht schijnen over uw dienaar, red mij door uw goedertierenheid.17 (31-18) Heer, dat ik niet beschaamd worde, want ik roep tot u; mogen de bozen beschaamd worden, ter onderwereld varen,18 (31-19) verstommen de leugenlippen, die tegen den rechtschapene verwaten spreken, in hoogmoed en verachting.

19 (31-20) Hoe groot is het geluk, Heer, dat gij hebt weggelegd voor hen die u vrezen, bereid voor hen, die tot u de toevlucht nemen, ten aanschouwen der mensenkinderen!20 (31-21) Gij bergt hen in de schuts van uw aangezicht voor der lieden achterklap, brengt hen onder een beschermend dak tegen het hekelen der tongen.21 (31-22) Geloofd zij de Heer, omdat hij mij zijn gunst bewezen heeft, ten tijde der benauwdheid, verwonderlijk groot.22 (31-23) Ik dacht in mijn angstige gejaagdheid dat ik uit uw oog verstoten was; maar gij hebt naar mijn smeking gehoord, als ik tot u kreet.23 (31-24) Hebt allen den Heer lief, gij zijn vromen; de Heer beschermt de getrouwen en geeft hem die trots handelt ruimschoots loon naar werk.24 (31-25) Weest sterk, en onversaagd zij uw hart, gij allen die uitziet naar den Heer.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile