Lectionary Calendar
Wednesday, May 22nd, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

2 Kronieken 32

1 Na deze geschiedenissen en daden van getrouwheid, kwam Sanherib, de koning van Assyri, en trok naar Juda, en legerde zich voor de vaste steden, en dacht ze tot zich af te scheuren.2 En toen Hizka zag, dat Sanherib kwam, en zijn aangezicht gericht had om tegen Jeruzalem te strijden,3 hield hij raad met zijne oversten en machtigen, om de wateren der fonteinen, die buiten de stad waren, te stoppen, en zij hielpen hem daartoe;4 en veel volk werd vergaderd, en stopte al de fonteinen, benevens de beek, die midden door het land heenvloeit, zeggende: Waarom zouden de koningen van Assyri veel water vinden, als zij komen?5 En hij greep moed, en bouwde al de muren, waar zij gescheurd waren, en maakte torens daarop, en bouwde daarbuiten nog een anderen muur, en versterkte Millo aan de stad Davids, en maakte vele wapenen en schilden.6 En hij stelde hoofdlieden tot den strijd over het volk, en vergaderde hen tot zich op de brede straat aan de poort der stad, en sprak hun moed in, zeggende:7 Weest moedig en dapper, vreest niet en versaagt niet voor den koning van Assyri, noch voor de hele menigte, die bij hem is; want er is een groter met ons dan met hem:8 met hem is een vleselijke arm, maar met ons is de Heer, onze God, om ons te helpen en onzen oorlog te voeren. En het volk verliet zich op de woorden van Hizka, den koning van Juda.

9 Daarna zond Sanherib, de koning van Assyri, zijne knechten naar Jeruzalem terwijl hij voor Lachis lag, en zijne hoofdmacht met hem tot Hizka, den koning van Juda, en tot geheel Juda, dat te Jeruzalem was, en liet aan hem zeggen:10 Dus spreekt Sanherib, de koning van Assyri: Waarop verlaat gij u, dat gij in de belegerde vesting Jeruzalem blijft?11 Laat Hizka u niet overreden, om u door honger en dorst aan den dood over te geven, zeggende: De Heer onze God zal ons redden uit de hand des konings van Assyri.12 Is hij niet die Hizka, die zijne hoogten en altaren heeft weggedaan, en gezegd tot Juda en Jeruzalem: Voor n altaar zult gij u nederbuigen, en daarop wieroken?13 Weet gij niet, wat ik en mijne vaderen gedaan hebben aan alle volken der landen? Hebben ook de goden van de volken dier landen hun land kunnen redden uit mijne hand?14 Wie is er onder al de goden dier volken, welke mijne vaderen verbannen hebben, die zijn volk heeft kunnen redden uit mijne hand? Zal dan uw God u kunnen redden uit mijne hand?15 Zo laat Hizka u niet misleiden en u niet overreden, en gelooft hem niet; want is het, dat geen god van enig volk of koninkrijk zijn volk uit mijne en mijner vaderen hand heeft kunnen redden, zo zullen uwe goden u ook niet redden uit mijne hand.16 En nog meer dan dit spraken zijne knechten tegen God den Heer en tegen zijnen knecht Hizka.17 Ook schreef hij brieven om den Heer, Israls God, te honen, en tegen Hem te spreken, zeggende: Gelijk de goden van de volken der landen hun volk niet gered hebben uit mijne hand, zo zal ook de God van Hizka zijn volk niet redden uit mijne hand.18 En zij riepen met luide stem in het Joods tot het volk te Jeruzalem, dat op den muur was, om hen vreesachtig te maken en te verschrikken, opdat zij de stad mochten innemen.19 En zij spraken tegen den God van Jeruzalem als tegen de goden van de volken der aarde, het werk van mensenhanden.20 Maar koning Hizka en de profeet Jesaja, de zoon van Amos, baden daartegen, en riepen tot den hemel.21 En de Heer zond een Engel, die verdelgde al de machtigen des heirs en de vorsten en oversten in het leger des konings van Assyri, zodat hij met schande weder naar zijn land trok; en toen hij in het huis zijns gods ging, velden hem aldaar met het zwaard, die uit hem zelf waren voortgekomen.22 Alzo hielp de Heer Hizka en de inwoners van Jeruzalem uit de hand van Sanherib, den koning van Assyri, en van alle anderen, en hij bevestigde hunne bezitting van rondom;23 zodat velen den Heer geschenken brachten te Jeruzalem, en kleinodin aan Hizka, den koning van Juda; en hij werd daarna verheven voor de ogen van alle volken.

24 Op dien tijd werd Hizka doodkrank, en hij bad tot den Heer; die beloofde en gaf hem een wonderteken.25 Maar Hizka vergold niet de weldaad aan hem bewezen, want zijn hart verhief zich; daarom kwam er toorn over hem en over Juda en Jeruzalem.26 Doch Hizka verootmoedigde zich wegens de verheffing zijns harten, hij en de inwoners van Jeruzalem; daarom kwam de toorn des Heren niet over hen, terwijl Hizka leefde.27 En Hizka had zeer groten rijkdom en grote eer, en hij verzamelde zich schatten van zilver, goud, edelgesteenten, specerijen, schilden en allerlei kostelijk gereedschap,28 alsmede voorraadschuren voor de opbrengsten van koren, most en olie, en stallen voor allerlei vee, en kooien voor de schapen.29 Ook bouwde hij steden, en had kudden van schapen en runderen in menigte; want God gaf hem have in groten overvloed.30 En hij is die Hizka, die de hoge waterleidingen te Gihon stopte, en ze nederwaarts leidde recht af naar het Westen der stad van David; want Hizka was voorspoedig in al zijne werken.31 Maar toen de gezanten der vorsten van Babel tot hem gezonden waren, om te vragen naar het wonderteken, dat in het land geschied was, verliet God hem om hem te beproeven, opdat openbaar werd al wat in zijn hart was.32 Wat er nu meer van Hizka te zeggen is, en zijne barmhartigheid, zie, dat is geschreven in het gezicht van den profeet Jesaja, den zoon van Amos, in het boek der koningen van Juda en Isral.33 En Hizka ontsliep met zijne vaderen, en zij begroeven hem in het hoogste van de graven der zonen van David; en geheel Juda met de inwoners van Jeruzalem deden hem eer aan bij zijnen dood. En zijn zoon Manasse werd koning in zijne plaats.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile