Lectionary Calendar
Saturday, May 18th, 2024
Eve of Pentacost
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Deuteronomium 24

1 Wanneer iemand ene vrouw neemt en haar trouwt, en zij vindt geen genade voor zijne ogen vanwege iets afkeerwekkends, zo zal hij een scheidbrief schrijven en haar dien in handen geven, en haar uit zijn huis laten gaan.2 Wanneer zij dan uit zijn huis gegaan is, en heengaat en de vrouw eens anderen wordt,3 en deze andere man ook afkerig van haar wordt, en een scheidbrief schrijft en haar dien in handen geeft, en haar uit zijn huis laat gaan, of zo die andere man sterft, die haar tot vrouw genomen had:4 zo mag haar eerste man, die haar uitgestoten heeft, haar niet wedernemen, dat zij hem tot vrouw zij, nademaal zij verontreinigd is, want dat is een gruwel voor den Heer; opdat gij het land niet met zonde bezwaart, hetwelk de Heer, uw God, u tot een erfdeel gegeven heeft.

5 Wanneer iemand onlangs ene vrouw genomen heeft, zo zal hij niet uittrekken met het heir, en men zal hem geen last opleggen; hij zal vrij zijn in zijn huis, een jaar lang, opdat hij vrolijk zij met zijne vrouw, die hij genomen heeft.6 Gij zult niet te pand nemen den ondersten noch den bovensten molensteen; want dan hebt gij het leven te pand genomen.7 Wanneer iemand gevonden wordt, die een mens steelt van zijne broeders uit de kinderen Israls, en gewin met hem drijft of hem verkoopt, die dief zal sterven, opdat gij het kwade van u wegdoet.8 Wacht u voor de plaag der melaatschheid, zodat gij met naarstigheid houdt en doet al wat de priesters, de Levieten, u leren; wat zij u gebieden, zult gij houden en er naar doen.9 Gedenk wat de Heer, uw God, deed met Mirjam, op den weg, toen gij uit Egypte trokt.10 Wanneer gij aan uwen naaste iets zult geleend hebben, zo zult gij niet in zijn huis gaan om hem een pand te ontnemen;11 maar gij zult buiten staan, en hij, wien gij leendet, zal zijn pand tot u naar buiten brengen.12 Doch indien hij behoeftig is, zo zult gij u niet te slapen leggen met zijn pand;13 maar gij zult hem zijn pand wedergeven, eer de zon ondergaat, opdat hij in zijn kleed slape en u zegene; dit zal u voor den Heer, uwen God, gerechtigheid zijn.

14 Gij zult den armen en behoeftigen dagloner zijn loon niet onthouden, hij zij uit uwe broeders of uit de vreemdelingen, die in uw land en in uwe poorten zijn;15 maar gij zult hem zijn loon op dien dag geven, opdat de zon daarover niet onderga; want hij is behoeftig en onderhoudt zijn leven daarmede, opdat hij den Heer niet tegen u aanroepe en het u tot zonde zij.16 De vaders zullen niet voor de kinderen, noch de kinderen voor de vaders sterven; maar ieder zal om zijne eigene zonde sterven.17 Gij zult het recht van den vreemdeling en van den wees niet buigen, en zult het kleed der weduwe niet te pand nemen;18 want gij zult gedenken, dat gij knechten in Egypte geweest zijt, en de Heer, uw God, u daaruit verlost heeft; daarom gebied Ik u, dat gij het doet.19 Wanneer gij uwen oogst op uwen akker hebt afgeoogst, en ene schoof vergeten hebt op den akker, zo zult gij niet omkeren om die te halen, maar zij zal voor den vreemdeling, den wees en de weduwe zijn; opdat de Heer, uw God, u zegene in al het werk uwer handen.20 Wanneer gij uwe olijfbomen geschud hebt, zo zult gij niet naschudden; het zal voor den vreemdeling, den wees en de weduwe zijn.21 Wanneer gij uwen wijnberg afgeplukt hebt, zo zult gij niet nazamelen; het zal voor den vreemdeling, den wees en de weduwe zijn.22 En gij zult gedenken, dat gij knechten in Egypte land geweest zijt: daarom gebied Ik u, dat gij het doet.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile