Lectionary Calendar
Thursday, May 23rd, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Deuteronomium 29

1 Dit zijn de woorden van het verbond, hetwelk de Heer aan Mozes geboden heeft te maken met de kinderen Israls, in het land der Moabieten, ten tweeden male, nadat Hij het met hen gemaakt had bij Horeb.2 En Mozes riep geheel Isral samen, en sprak tot hen: Gij hebt gezien al wat de Heer gedaan heeft voor uwe ogen in Egypte, aan Farao met al zijne knechten, en aan zijn gehele land:3 die grote beproevingen, die uwe ogen gezien hebben, die tekenen en die grote wonderen.4 En de Heer heeft u tot op dezen dag nog niet gegeven een hart, dat verstandig was, ogen, die zagen, en oren, die hoorden.5 Hij heeft u veertig jaar in de woestijn laten omwandelen: uwe klederen zijn niet versleten aan uw lijf, en uwe schoenzool is niet versleten aan uwe voeten.6 Gij hebt geen brood gegeten en geen wijn noch gistenden drank gedronken, opdat gij weten zoudt, dat Ik, de Heer, uw God ben.7 En toen gij kwaamt aan deze plaats, trok Sihon, de koning van Hesbon, en Og, de koning van Basan uit, ons tegemoet, om tegen ons te strijden;8 en wij hebben hen geslagen en hun land ingenomen, en het ten erfdeel gegeven aan de Rubenieten en Gadieten en aan den halven stam der Manassieten.9 Zo onderhoudt nu de woorden van dit verbond en doet er naar, opdat gij wijselijk handelen moogt in al uw doen.

10 Gij staat heden allen voor den Heer, uwen God, de oversten uwer stammen, uwe oudsten, uwe ambtlieden, alle mannen van Isral,11 uwe kinderen, uwe vrouwen, uw vreemdeling, die in uw leger is, zowel uw houthakker als uw waterputter,12 om te treden in het verbond van den Heer, uwen God, en in den eed, dien de Heer, uw God, heden met u maakt;13 opdat Hij zich u heden tot een volk oprichte, en Hij uw God zij, gelijk Hij tot u gesproken, en gelijk Hij uwen vaderen Abraham, Isak en Jakob gezworen heeft.14 En ik maak dit verbond en dezen eed niet met ulieden alleen,15 maar met u, die heden hier zijt en met ons staat voor den Heer, onzen God, en met degenen, die hier heden niet met ons zijn.16 Want gij weet, hoe wij in Egypteland gewoond hebben en midden door de volken getrokken zijn, door welke gij trokt;17 en gij zaagt hunne gruwelen en hunne afgoden, hout en steen, zilver en goud, die bij hen waren.18 Dat toch onder ulieden niet zij een man of ene vrouw of een huisgezin of een stam, wiens hart zich heden afwendt van den Heer, onzen God, om heen te gaan en de goden dezer volken te dienen; dat er onder ulieden geen wortel zij, die gal en alsem drage;19 en of hij de woorden van dezen vloek al hoort, hij zich nochtans zegene in zijn hart, zeggende: Het gaat mij wl, terwijl ik wandel, zoals het mijn hart goed dunkt, opdat de dronkene met den dorstige heenga.20 Zo zal de Heer dien niet genadig zijn, maar zijn toorn en ijver zal roken over zulk een man, en op hem zullen zich leggen al de vloeken, die in dit boek geschreven zijn, en de Heer zal zijnen naam uitdelgen van onder den hemel,21 en Hij zal hem tot onheil afscheiden van al de stammen Israls, volgens al de vloeken van het verbond, hetwelk in het boek dezer wet beschreven is.22 Alsdan zullen zeggen de nakomelingen, uwe kinderen, die na u komen zullen, en de vreemdeling, die uit verre landen komen zal, als zij zien zullen de plagen van dit land en de krankheden, met welke de Heer hen geteisterd heeft,23 dat Hij al uw land als zwavel en zout verbrand heeft, dat het niet bezaaid kan worden en niets daarin wast, noch enig kruid daarin opgaat; gelijk Sodom, Gomorra, Adama en Zebom omgekeerd zijn, welke de Heer in zijnen toorn en in zijne verbolgenheid omgekeerd heeft,24 dan zullen alle volken zeggen: Waarom heeft de Heer aan dit land alzo gedaan? Waarom is de verbolgenheid des toorns zo groot?25 En men zal zeggen: Omdat zij het verbond van den Heer, den God hunner vaderen, verlaten hebben, hetwelk Hij met hen maakte, toen Hij hen uit Egypteland voerde,26 en zij heengegaan zijn en andere goden gediend en hen aangebeden hebben, zulke goden, die zij niet kenden en die Hij hun niet bevolen had:27 daarom is de toorn des Heren ontstoken over dit land, dat Hij daarover heeft doen komen al de vloeken, die in dit boek geschreven staan,28 en de Heer heeft hen uit hun land gestoten met groten toorn, verbolgenheid en ongenade, en Hij heeft hen naar een ander land geworpen, gelijk het heden ten dage is.29 De verborgen dingen zijn voor den Heer, zijn des Heren, onzes Gods, maar wat geopenbaard is, is van ons en onze kinderen eeuwiglijk om te doen al de woorden dezer wet.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile