Lectionary Calendar
Thursday, May 23rd, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Ezechiël 44

1 En Hij voerde mij weder naar de poort van het buitenste heiligdom tegen het Oosten; en die was gesloten.2 En de Heer sprak tot mij: Deze poort zal gesloten blijven en niet geopend worden en niemand zal er doorgaan, want de Heer, de God van Isral, is er doorgegaan: daarom zal hij gesloten blijven.3 Doch wat den vorst betreft, hij, de vorst, zal daarin mogen zitten om het brood te eten voor den Heer; door het voorhuis zal hij ingaan en daardoor weder uitgaan.

4 Daarna voerde hij mij naar de poort tegen het Noorden, Vr het huis; en ik zag en zie, het huis des Heren werd vol van de heerlijkheid des Heren; en ik viel op mijn aangezicht.5 En de Heer sprak tot mij: Gij mensenkind, merk nauwkeurig op en zie, en hoor naarstig naar alles wat ik u zal zeggen van al de rechten en wetten in het huis des Heren; en geef wl acht, hoe men daar zal ingaan, en op alle uitgangen des heiligdoms.6 En zeg tot het ongehoorzame huis van Isral: Dus spreekt de Heere Heere: Gij maakt het te erg, gij huis van Isral, met al uwe gruwelen.7 Want gij brengt vreemde lieden, die onbesneden van hart en onbesneden van vlees zijn, in mijn heiligdom, waardoor gij mijn huis ontheiligt, als gij mijn brood, het vet en het bloed offert, en verbreekt alzo mijn verbond door al uwe gruwelen;8 en gij hebt de wacht mijns heiligdoms niet waargenomen, maar anderen in uwe plaats tot wachters in mijn heiligdom gesteld.9 Daarom spreekt de Heere Heere aldus: Er zal geen vreemdeling, onbesneden van hart en onbesneden van vlees, in mijn heiligdom komen, uit al de vreemdelingen, die onder de kinderen Israls zijn.

10 Maar de Levieten, die van Mij geweken zijn en met Isral van Mij zijn afgedwaald naar hunne afgoden, zullen hunne zonde dragen:11 zij zullen in mijn heiligdom slechts dienen en de wacht hebben aan de deuren van het huis en het huis bedienen en slechts het brandoffer en andere offers, die het volk toebrengt, slachten, en voor het volk staan om hen te dienen.12 Omdat zij hen ook gediend hebben voor het aangezicht hunner afgoden en aan het huis van Isral ene aanleiding tot zonde gegeven hebben, daarom heb Ik mijne hand tegen hen opgeheven, spreekt de Heere Heere, dat zij hunne zonde zullen dragen;13 en zij zullen niet tot Mij naderen om Mij het priesterambt te bedienen, noch komen tot een van mijne heiligdommen, tot het allerheiligste, maar zullen hunne schande dragen en hunne gruwelen, die zij bedreven hebben.14 Daarom zal Ik hen tot wachters stellen en tot alle ander dienstwerk van het huis en tot alles wat men daarin te verrichten heeft.15 Maar die priesters uit de Levieten, de zonen van Zadok, die de wacht mijns heiligdoms hebben blijven waarnemen, toen de kinderen Israls van Mij afvielen, die zullen voor Mij verschijnen en Mij dienen en Vr Mij staan om Mij het vet en het bloed te offeren, spreekt de Heere Heere;16 zij zullen ingaan in mijn heiligdom en zij zullen voor mijne tafel treden om Mij te dienen en mijne wacht waar te nemen.

17 En als zij de poorten van het binnenste voorhof zullen intreden, zullen zij linnen klederen aantrekken en niets van wol aanhebben, als zij binnen de poort van het binnenste voorhof dienen.18 En zij zullen versiersels van linnen op hun hoofd hebben en linnen onderklederen om hunne lendenen en zullen zich niet gorden in het zweet.19 En als zij uitgaan tot het buitenste voorhof, tot het volk, zullen zij de klederen in welke zij gediend hebben uittrekken en ze in de kamers van het heiligdom leggen, en andere klederen aantrekken en in hunne eigene klederen het volk niet heiligen.20 Hun hoofd zullen zij niet kaal scheren en ook de haren niet lang laten groeien; maar zij zullen hunne haren behoorlijk korten.21 En geen priester zal wijn drinken, als zij in het binnenste voorhof moeten ingaan.22 En zij zullen geen weduwe noch verstotene ten huwelijk nemen, maar maagden uit het zaad van het huis Israls, of eens priesters nagelaten weduwe.23 En zij zullen mijn volk leren, opdat het wete onderscheid te maken tussen heilig en onheilig en tussen rein en onrein.24 En als er ene zaak voor hen komt, zullen zij staan en richten en naar mijne wetten uitspraak doen; en zij zullen mijne geboden en inzettingen op al mijne feesten onderhouden en mijne sabbatten heiligen.25 En zij zullen tot geen dode gaan en zich verontreinigen, dan alleen tot vader of moeder, zoon of dochter, broeder of zuster, die nog geen man gehad heeft; om hen mogen zij zich verontreinigen.26 En na zijne reiniging zal men hem zeven dagen tellen.27 En als hij weder het heiligdom ingaat, in het binnenste voorhof, om in het heiligdom te dienen, zo zal hij zijn zondoffer offeren, spreekt de Heere Heere.28 Het erfdeel nu, hetwelk zij zullen hebben, dat zal Ik zelf zijn; daarom zult gij hun geen land geven in Isral, want Ik ben hun erfdeel.29 Zij zullen hun onderhoud hebben van het spijsoffer, zondoffer en schuldoffer; en al het verbannene in Isral zal het hunne zijn.30 En alle eerste vruchten en de eerstelingen van alle hefoffers zullen het deel der priesters zijn; gij zult ook den priesters de eerstelingen geven van al wat men eet, opdat de zegen in uw huis blijve.31 Maar wat een aas of wat verscheurd is, hetzij van vogels of van dieren, dat zullen de priesters niet eten.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile