Lectionary Calendar
Saturday, May 18th, 2024
Eve of Pentacost
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Johannes 9

1 En in het voorbijgaan zag hij een mens, die blind geboren was.2 En zijne jongeren vraagden hem, en zeiden: Rabbi, wie heeft gezondigd, deze, of zijne ouders, dat hij blind geboren is?3 Jezus antwoordde: Noch deze heeft gezondigd, noch zijne ouders; maar opdat de werken Gods in hem zouden geopenbaard worden.4 Ik moet werken de werken desgenen, die mij gezonden heeft, zolang het dag is; de nacht komt, wanneer niemand werken kan.5 Zolang ik in de wereld ben, ben ik het licht der wereld.6 Toen hij dat gezegd had, spuwde hij op de aarde en maakte slijk uit dat speeksel, en streek dat slijk op de ogen des blinden,7 en zeide tot hem: Ga heen naar het badwater Siloam hetwelk vertaald is: gezonden en was u. Toen ging hij heen en wies zich, en kwam ziende.

8 De geburen nu, en die hem te voren gezien hadden, dat hij een bedelaar was, zeiden: Is deze 't niet, die daar zat en bedelde?9 Sommigen zeiden: Hij is het; en anderen: Hij gelijkt op hem. Maar hij zelf zeide: Ik ben het.10 Toen zeiden zij tot hem: Hoe zijn uwe ogen geopend?11 Hij antwoordde en zeide: De mens, die Jezus genaamd is, maakte slijk, en bestreek mijne ogen, en zeide: Ga heen naar het badwater Siloam en was u. En ik ging heen en wies mij, en werd ziende.12 Toen zeiden zij tot hem: Waar is hij? Hij zeide: Ik weet het niet.

13 Toen leidden zij hem, die te voren blind was, tot de Farizen.14 En het was sabbat, toen Jezus het slijk maakte en zijne ogen opende.15 Toen vraagden hem de Farizen wederom, hoe hij ziende was geworden; en hij zeide tot hen: Hij legde mij slijk op de ogen, en ik wies mij, en ben nu ziende.16 Toen zeiden sommigen van de Farizen: Die mens is niet van God, omdat hij den sabbat niet houdt. Maar anderen zeiden: Hoe kan een zondig mens zulke tekenen doen? En er ontstond tweedracht onder hen.17 Zij zeiden wederom tot den blinde: Wat zegt gij van hem, dat hij uwe ogen geopend heeft? En hij zeide: Hij is een profeet.18 De Joden dan geloofden van hem niet, dat hij was blind geweest en ziende geworden, totdat zij de ouders riepen desgenen, die ziende geworden was;19 en zij vraagden hun, zeggende: Is deze uw zoon, dien gij zegt, dat blind geboren is? Hoe is hij dan nu ziende?20 Zijne ouders antwoordden hun en zeiden: Wij weten dat deze onze zoon is, en dat hij blind geboren is;21 maar hoe hij nu ziende is weten wij niet, of wie hem zijne ogen geopend heeft weten wij ook niet; hij is oud genoeg, vraagt hemzelven, laat hij voor zichzelven spreken.22 Dit zeiden zijne ouders, omdat zij vreesden voor de Joden; want de Joden waren alreeds overeengekomen, dat zo iemand hem bekende de Christus te zijn, deze uit de synagoge zou gebannen worden.23 Daarom zeiden zijne ouders: Hij is oud genoeg, vraagt hemzelven.24 Toen riepen zij ten tweeden male den mens, die blind geweest was, en zeiden tot hem: Geef Gode de eer! Wij weten, dat deze mens een zondaar is.25 Hij antwoordde en zeide: Of hij een zondaar is weet ik niet: n ding weet ik wel, dat ik blind was, en nu ziende ben.26 Toen zeiden zij weder tot hem: Wat deed hij u? Hoe opende hij uwe ogen?27 Hij antwoordde hun: Ik heb het u reeds gezegd en gij hebt het niet gehoord; waarom wilt gij het wederom horen? Wilt gij ook zijne jongeren worden?28 Toen vloekten zij hem, en zeiden: Gij zijt zijn jonger, maar wij zijn Mozes' jongeren.29 Wij weten, dat God met Mozes gesproken heeft, maar van dezen weten wij niet van waar hij is.30 De mens antwoordde en zeide tot hen: Dit is een wonderlijk ding, dat gij niet weet van waar hij is, en hij heeft mijne ogen geopend.31 En wij weten, dat God de zondaars niet hoort; maar zo iemand godvruchtig is en zijnen wil doet, dien hoort Hij.32 Van eeuwigheid is het niet gehoord, dat iemand een blindgeborene de ogen geopend heeft.33 Was deze niet van God, hij zou niets kunnen doen.34 Zij antwoordden en zeiden tot hem: Gij zijt geheel in zonden geboren, en leert gij ons? En zij stieten hem uit.

35 Het kwam Jezus ter ore, dat zij hem uitgestoten hadden; en toen hij hem vond, zeide hij tot hem: Gelooft gij in den Zoon van God?36 Hij antwoordde en zeide: Heer, wie is het? --opdat ik in hem gelove.37 Jezus zeide tot hem: Gij hebt hem gezien, en die met u spreekt, die is het.38 En hij zeide: Heer, ik geloof. En hij viel voor hem neder.

39 En Jezus zeide: Ik ben tot een oordeel in deze wereld gekomen, opdat die niet zien, ziende worden, en die zien, blind worden.40 En dit hoorden sommigen van de Farizen, die bij hem waren, en zeiden tot hem: Zijn wij dan ook blind?41 Jezus zeide tot hen: Waart gij blind, dan zoudt gij gene zonde hebben; maar nu gij zegt: Wij zijn ziende, blijft uwe zonde.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile