Lectionary Calendar
Friday, May 24th, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Psalmen 31

1 Een psalm van David om voor te zingen. (31-2) Heer, op U vertrouw ik: laat mij nimmer te schande worden, red mij door uwe gerechtigheid.2 (31-3) Neig uwe oren tot mij, help mij schielijk; wees mij tot een sterke steenrots en tot een burg, om mij te redden!3 (31-4) Want Gij zijt mijn steenrots en mijn burg; en om uws naams wil, wil mij toch leiden en voeren;4 (31-5) wil mij toch uit het net trekken hetwelk zij mij gespannen hebben, want Gij zijt mijne sterkte.5 (31-6) In uwe handen beveel ik mijnen geest; Gij hebt mij verlost, Heer, Gij getrouwe God.6 (31-7) Ik haat hen, die aan de ijdele afgoden vasthouden, maar ik hoop op den Heer.7 (31-8) Ik verheug mij en ben vrolijk over uwe goedertierenheid, dat Gij mijne ellende aanziet en den nood mijner ziel kent,8 (31-9) en mij niet overgeeft in de hand des vijands, maar mijne voeten stelt op ene wijde ruimte.

9 (31-10) Heer, wees mij genadig, want mij is bang; mijne gedaante is vervallen van treuren, alsook mijne ziel en mijn lichaam;10 (31-11) want mijn leven is afgenomen van droefenis, en mijn tijd van zuchten, mijne kracht is vervallen wegens mijne misdaad, en mijn gebeente is versmacht.11 (31-12) Het gaat mij zo kwalijk, dat ik tot een grote versmaadheid ben geworden bij mijne naburen, en tot een afkeer bij mijne bekenden; wie mij zien op de straat, vlieden voor mij.12 (31-13) Ik ben in hun hart vergeten gelijk een dode, ik ben geworden als een gebroken vat.13 (31-14) Want ik hoor, dat velen mij schelden, verschrikking is alom, zij beraadslagen met elkander tegen mij, en denken mij het leven te benemen.14 (31-15) Maar ik, o Heer, hoop op U, en zeg: Gij zijt mijn God.15 (31-16) Mijne tijden zijn in uwe hand: red mij van de hand mijner vijanden en dergenen, die mij vervolgen.16 (31-17) Laat uw aangezicht lichten over uwen knecht, help mij door uwe goedertierenheid.17 (31-18) Heer, laat mij niet te schande worden, want ik roep U aan; de goddelozen moeten te schande worden, en tot stilzwijgen gebracht in het graf.18 (31-19) Verstommen moeten de valse monden, die tegen den rechtvaardige zo wreed, hoogmoedig en smadelijk spreken.

19 (31-20) Hoe groot is uwe goedheid, die Gij weggelegd hebt voor degenen, die U vrezen, die Gij bewijst aan degenen, die onder de lieden U vertrouwen.20 (31-21) Gij verbergt hen heimelijk bij U tegen ieders hoogmoed, Gij bedekt hen in de hut tegen de twistzieke tongen.21 (31-22) Geloofd zij de Heer, dat Hij mij zijne goedheid zo wonderbaar bewezen heeft in ene vaste stad.22 (31-23) Want ik sprak in mijne moedeloosheid: Ik ben van voor uwe ogen verstoten; nochtans hoordet Gij de stem mijns smeken, toen ik tot U riep.23 (31-24) Bemint den Heer, alle zijne heiligen, de Heer behoedt de gelovigen, en vergeldt rijkelijk dengene, die hoogmoedig handelt.24 (31-25) Weest welgemoed en onversaagd, gij allen, die den Heer verbeidt.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile