Lectionary Calendar
Saturday, May 18th, 2024
Eve of Pentacost
Attention!
Partner with StudyLight.org as God uses us to make a difference for those displaced by Russia's war on Ukraine.
Click to donate today!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

1 Samuël 1

1 Er was een zeker man uit Rama, een Sufeer van het gebergte van Efraim, met name Elkana, de zoon van Jeroham, den zoon van Elihu, den zoon van Toah, den zoon van Suf, een Efraimiet.2 Hij had twee vrouwen; de ene heette Hanna, de andere Peninna; Peninna had kinderen, Hanna niet.3 Die man nu ging jaarlijks op uit zijn stad, om te Sjilo den Heer der heirscharen te aanbidden en hem een offer te brengen. Aldaar waren de twee zonen van Eli, Hofni en Pinehas, priesters van den Heer.4 Eens offerde Elkana--hij placht daarbij aan zijn vrouw Peninna en al haar zonen en dochteren verscheiden delen te geven,5 terwijl hij aan Hanna slechts een deel gaf. Toch had hij Hanna lief; maar de Heer had haar moederschoot gesloten.6 Bovendien tergde haar medevrouw haar zeer, om haar in drift te doen ontsteken, omdat de Heer haar moederschoot had gesloten.7 Zo ging het telken jare zo vaak zij opging in 's Heeren huis. Ontstemd, weende zij en at niet.8 En haar man Elkana zeide tot haar: Hanna, waarom weent gij? waarom eet gij niet? en waarom is uw hart bedroefd? Ben ik u niet meer waard dan tien zonen?

9 Maar Hanna stond op, terwijl zij haar eten in de kamer onaangeroerd liet staan, en plaatste zich voor den Heer. En de priester Eli zat op zijn stoel bij den deurpost van 's Heeren tempel.10 Zij dan, bitter bedroefd, bad tot den Heer, weende hevig11 en deed een gelofte, zeggende: Heer der heirscharen! indien gij op de ellende uwer dienstmaagd nederziet en mijner gedenkt, indien gij uw dienstmaagd niet vergeet en haar een manlijken nakomeling geeft, zo schenk ik hem voor zijn ganse leven aan den Heer en zal geen scheermes op zijn hoofd komen.12 Toen zij nu lang aanhield met bidden voor den Heer, terwijl Eli acht gaf op haar mond--13 Hanna toch sprak bij zichzelf: alleen haar lippen bewogen zich, haar stem hoorde men niet--hield Eli haar voor beschonken.14 Daarom zeide hij tot haar: Hoelang zult gij u als een beschonkene gedragen? Doe uw roes van u!15 Maar Hanna antwoordde: Neen, mijn heer, ik ben een ongelukkige vrouw; wijn of sterken drank heb ik niet gedronken; maar ik stortte mijn gemoed uit voor den Heer.16 Zie uw dienstmaagd niet aan voor een nietswaardige; want vanwege mijn groot verdriet en hartzeer heb ik tot hiertoe gesproken.17 Toen antwoordde Eli: Ga heen in vrede, en Israels god geve u wat gij van hem afgebeden hebt.18 En zij zeide: Moge uw dienares gunst in uw oog vinden! Daarop ging de vrouw haars weegs, kwam weder in het vertrek, at met haar man en dronk en liet het hoofd niet meer hangen.

19 Den volgenden morgen keerden zij, na den Heer te hebben aangebeden, terug en kwamen weder in hun huis te Rama. Elkana hield gemeenschap met zijn vrouw Hanna, en daar de Heer harer gedacht,20 werd zij zwanger en baarde een zoon, dien zij Samuel noemde; want, zeide zij, ik heb hem van den Heer afgebeden.21 Bij de wisseling van het jaar ging de man Elkana met zijn ganse gezin weder op om aan den Heer de jaarlijksche offerande, benevens zijn gelofteoffers, te brengen.22 Maar Hanna ging niet op; want zij zeide tot haar man: Wanneer de knaap gespeend is en ik hem breng, dan zullen wij 's Heeren aangezicht gaan zien en zal hij daar voorgoed blijven.23 Toen zeide haar man Elkana tot haar: Doe wat u goeddunkt; blijf totdat gij hem gespeend hebt; moge slechts de Heer uw woord waar maken! Zo bleef de vrouw thuis en zoogde haar zoon, totdat zij hem speende.24 Zodra zij hem gespeend had nam zij hem met zich mee, benevens een driejarigen stier, een maat meel en een zak wijn, en kwam in 's Heeren huis te Sjilo met den knaap.25 Toen men den stier geslacht had, bracht Hanna den knaap bij Eli26 en zeide: Met verlof, mijn heer! zo waar als gij leeft, ik ben de vrouw die hier bij u stond om tot den Heer te bidden.27 Om dezen knaap heb ik gebeden, en de Heer heeft mij geschonken wat ik van hem afgebeden heb.28 Nu sta ik van mijn kant hem af aan den Heer; voor zolang hij leeft zij hij aan den Heer afgestaan. En zij zette hem aldaar voor den Heer neder.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile