Lectionary Calendar
Saturday, May 18th, 2024
Eve of Pentacost
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Ezechiël 3

1 En hij zeide tot mij: Menschenkind, eet op, wat gij daar vindt, eet deze rol op en ga tot het huis Israel spreken.2 Daarop opende ik den mond, en hij gaf mij die rol te eten3 en zeide tot mij: Menschenkind, dat uw maag ete, en uw binnenste zich vulle met de boekrol, die ik u geef. En toen ik ze opat, was zij in mijn mond zoet als honing.4 Toen zeide hij tot mij: Menschenkind, ga, begeef u tot het huis Israel en breng het mijn woorden over;5 want gij wordt niet gezonden tot een volk dat duister van spraak en zwaar van tong is,6 noch tot veel volken die duister van spraak en zwaar van tong zijn, wier woorden gij niet verstaan kunt--indien ik u tot hen zond, zij zouden wel naar u horen.7 Maar het huis Israel zal naar u niet willen horen; want naar mij willen zij niet horen; daar het gehele huis Israel een stalen voorhoofd en een ongevoelig hart heeft.8 Daarom maak ik ook uw gelaat hard als het hunne en geef u een stalen voorhoofd zoals zij hebben,9 als diamant, harder dan rotssteen, maak ik uw voorhoofd: gij zult voor hen niet vrezen noch versaagd zijn voor hun aangezicht; want zij zijn een weerspannig ras.10 Voorts zeide hij tot mij: Menschenkind, al de woorden die ik tot u zal spreken, neem die in uw hart op en hoor ze met uw oren;11 ga dan en begeef u tot de ballingen, uw volksgenoten, spreek tot hen en zeg hun: Zo zegt de Heere God! --hetzij zij horen, hetzij niet.12 Toen nam mij een geest op en hoorde ik achter mij het gedruis van een geweldige aardbeving, doordat de heerlijkheid des Heeren zich van haar plaats verhief.13 Het geluid van de tegen elkander slaande vleugels der dieren en dat der raderen naast hen was als het gedruis van een geweldige aardbeving.14 Een geest dan nam mij op en voerde mij weg, en ik ging heen in grimmigheid des geestes, terwijl 's Heeren hand zwaar op mij was.15 Zo kwam ik tot de ballingen in Tel-abib, waar zij woonden, en zat aldaar zeven dagen lang verstomd in hun midden.

16 Na verloop van zeven dagen kwam 's Heeren woord tot mij, aldus:17 Menschenkind, tot een wachter voor het huis Israel heb ik u aangesteld; wanneer gij uit mijn mond een woord zult horen, moet gij het van mijnentwege waarschuwen.18 Wanneer ik tot den goddeloze zeg: Gij zult zeker sterven--en gij hebt hem niet gewaarschuwd, noch gesproken om den goddeloze af te brengen van zijn goddelozen weg, teneinde hem in het leven te behouden, dan zal hij wel om zijn eigen schuld sterven, maar zijn bloed verhaal ik tevens op u.19 Wanneer gij daarentegen den goddeloze gewaarschuwd hebt maar hij heeft zich niet van zijn goddeloosheid noch van zijn goddelozen weg afgekeerd, dan zal hij om zijn eigen schuld sterven, maar gij zult uw leven gered hebben.20 En wanneer een rechtschapene zich van zijn rechtschapenheid afkeert en onrecht bedrijft, en ik een struikelblok voor hem leggen zal, zodat hij sterft, dan sterft hij, omdat gij hem niet gewaarschuwd hebt, in zijn zonde, terwijl de gerechte werken die hij gedaan heeft niet herdacht zullen worden; maar tevens verhaal ik zijn bloed op u.21 Wanneer gij daarentegen den rechtschapene hebt gewaarschuwd niet te zondigen en hij zondigt niet, dan blijft de rechtschapene in leven omdat hij gewaarschuwd was, en gij hebt uw leven gered.

22 Eens was aldaar op mij de hand des Heeren en zeide hij tot mij: Sta op, ga uit naar de vallei; daar zal ik tot u spreken.23 Zo stond ik op en ging uit naar de vallei, en zie, daar stond de heerlijkheid van den Heer, gelijk ik haar aan de rivier den Kebar gezien had, en ik viel op mijn aangezicht.24 Toen kwam in mij een geest, die mij op mijn voeten deed staan. Daarop sprak hij tot mij en zeide: Ga in uw huis en sluit er u in op.25 Dan zal men u, menschenkind, touwen aanleggen en u daarmee binden, zodat gij niet meer onder hen uitgaat.26 Ook zal ik uw tong aan uw verhemelte doen kleven; zodat gij stom wordt en hun niet ten bestraffer zijt; want zij zijn een weerspannig ras.27 En wanneer ik tot u spreek, zal ik uw mond openen en zult gij tot hen zeggen: Zo spreekt de Heere God! Wie horen wil hore; wie het nalaten wil late het na--want zij zijn een weerspannig ras.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile