Lectionary Calendar
Saturday, May 18th, 2024
Eve of Pentacost
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Ezra 7

1 Nadezen, onder de regering van Artahsjasta, den koning der Perzen, is Ezra, de zoon van Seraja, den zoon van Azarja, den zoon van Hilkia,2 den zoon van Sjallum, den zoon van Sadok, den zoon van Ahitub,3 den zoon van Amarja, den zoon van Azarja, den zoon van Merajoth,4 den zoon van Zerahja, den zoon van Uzzi, den zoon van Bukki,5 den zoon van Abisjua, den zoon van Pinehas, den zoon van Eleazar, den zoon van Aaron, den hogepriester,6 deze Ezra dan is opgetrokken uit Babel; hij was een geleerde, grondig bekend met de wet van Mozes, welke de Heer, de god van Israel, gegeven heeft. En de koning stond hem, daar de hand van den Heer, zijn god, over hem was, alwat hij verlangde toe.7 Dientengevolge trokken ettelijke Israelieten, alsmede priesters, Levieten, zangers, portiers en geschonkenen, naar Jeruzalem op, in het zevende jaar van koning Artahsjasta.8 En hij kwam te Jeruzalem in de vijfde maand; dit was des konings zevende jaar;9 want op den eersten dag der eerste maand heeft hij den tocht uit Babel aanvaard, en op den eersten van de vijfde maand is hij, daar des Heeren zegenende hand over hem was, te Jeruzalem aangekomen;10 want Ezra had er zijn hart op gezet, de wet des Heeren te zoeken en te betrachten en inzetting en recht in Israel te onderwijzen.

11 Aldus luidt het afschrift van den brief dien koning Artahsjasta gegeven heeft aan Ezra, den priester-schriftgeleerde, die geleerd was in de woorden van des Heeren geboden en inzettingen betreffende Israel:12 Artahsjasta, de koning der koningen, aan Ezra, den priester, den geleerde in de wet van den God des hemels: Volkomen, en zo voort.13 Door mij wordt gelast dat in mijn koninkrijk ieder van het volk Israel, van zijn priesters en van de Levieten die zich vrijwillig aanbiedt om naar Jeruzalem te trekken met u trekken mag;14 nademaal gij vanwege den koning en zijn zeven raadsheren gezonden wordt om een onderzoek in te stellen naar Juda en Jeruzalem, op grond van de wet uws gods, die gij in de hand hebt,15 en om het zilver en het goud over te brengen dat de koning en zijn raadsheren vrijwillig schenken aan den god van Israel, wiens woning te Jeruzalem is,16 alsmede al het zilver en goud dat gij zult verkrijgen in het ganse landschap Babel, met de vrijwillige giften van het volk en de priesters die zij zullen schenken voor het huis van hun god te jeruzalem.17 Daarom zult gij voor dat geld nauwgezet kopen stieren, rammen, lammeren, met de daarbij behorende meel offers en plengoffers en ze op het altaar van uw godshuis te Jeruzalem ten offer brengen.18 Wat u en uw broederen zal goeddunken met het overige zilver en goud te doen, dat moogt gij doen, naar den wil van uw god;19 maar lever de vaten die men u geeft voor den eredienst in uw godshuis voltallig af voor den god van Jeruzalem.20 En wat gij voor andere benodigdheden van uw godshuis nog te betalen zult hebben kunt gij betalen uit de koninklijke schatkist.21 Voorts wordt door mij, koning Artahsjasta, gelast aan alle schatmeesters aan den overkant der rivier: Alles wat Ezra, de priester, de geleerde in de wet van den god des hemels, u vragen zal moet stiptelijk worden geleverd,22 tot een bedrag van honderd talenten zilver, honderd ton tarwe, honderd vaten wijn, honderd vaten olie, en zout zonder beperking.23 Alwat overeenkomstig het gebod van den God des hemels is moet hoogst nauwgezet voor het huis van den God des hemels gedaan worden; want waarom zou er gramschap losbreken tegen de regering van den koning en van zijn zonen?24 Voorts wordt u kond gedaan, dat het niet vrijstaat aan enig priester, Leviet, zanger, portier, geschonkene of een anderen bedienaar van dit godshuis belasting, schatting of tol op te leggen.25 En gij, Ezra, stel, naar de wijsheid uws gods die gij bezit, overheden en rechters aan om recht te spreken over het ganse volk aan den overkant der rivier, voor zover zij de wetten uws gods kennen; hem die ze niet kent zult gij ze leren.26 En ieder die de wet uws gods of die van den koning niet opvolgt, aan hem zal strikt recht gedaan worden: hij zal hetzij ter dood of tot verbanning of tot boete en gevangenis worden veroordeeld.

27 Geloofd zij de Heer, de god onzer vaderen, die dit den koning in het hart gaf tot versiering van het huis des Heeren te Jeruzalem,28 en die mij gunst heeft doen vinden bij den koning en zijn raadsheren en bij al de machtige vorsten des konings. Ik nu gevoelde mij gesterkt, daar de hand van den Heer, mijn god, over mij was, en bracht uit Israel hoofden bijeen om met mij te trekken.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile