Lectionary Calendar
Saturday, May 18th, 2024
Eve of Pentacost
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Jesaja 40

1 Vertroost, vertroost mijn volk, zegt uw god,2 spreekt Jeruzalem moed in, en roept haar toe dat haar dienst volbracht is, haar schuld geboet dat zij uit 's Heeren hand ontvangen heeft het dubbele voor al haar zonden.

3 Daar klinkt het: Baant in de woestijn den weg des Heeren, effent in de wildernis een heirbaan voor onzen god;4 elk dal worde verhoogd, iedere berg en heuvel zinke neder; zodat bulten een vlakte worden, bergkloven een vallei.5 Dan openbaart zich de heerlijkheid des Heeren, en aanschouwt alle vlees zijn heil; want 's Heeren mond heeft het gesproken.6 Daar heet het: Predik! Ik zeide: Wat moet ik prediken? --Alle vlees is gras, al zijn heerlijkheid der veldbloem gelijk:7 22.isa.nl.lie.ot.map040:008 het gras verdort, de bloem verwelkt; maar het woord van onzen god houdt eeuwig stand.

9 Bestijg een hogen berg, gij vreugdebode Sion! verhef met kracht uw stem, gij vreugdebode Jeruzalem! verhef ze onbevreesd; zeg tot Juda's steden: Hier is uw god! --10 Zie, de Heere God komt met macht, zijn arm voert heerschappij; zie, het loon dat hij uitreikt heeft hij bij zich, wat hij uitbetaalt gaat voor hem uit.11 Gelijk een herder weidt hij zijn kudde, neemt hij de lammeren in zijn arm en draagt ze in zijn schoot, leidt hij de zoogenden.

12 Wie heeft in de holle hand de wateren uitgemeten? van den hemel met een span den omtrek bepaald? het stof der aarde in een maat gevat? de bergen gewogen met een balans, de heuvelen in een weegschaal?13 Wie heeft den geest van den Heer bestierd? als zijn raadsman hem onderricht?14 met wien is hij te rade gegaan, die hem heeft voorgelicht en hem het rechte pad gewezen, die hem den weg des doorzichts leert?15 Zie, volkeren zijn als een druppel aan een emmer; als een vlokje aan een weegschaal zijn zij in tel; zie, de kustlanden zijn als gruis dat gestrooid wordt.16 Zelfs de Libanon is niet toereikend voor brandhout, zijn gedierte niet genoegzaam voor een offer.17 Alle volken zijn als niets voor hem, als een niet-met-al en een onding zijn zij bij hem in tel.

18 Bij wien zoudt gij dan God vergelijken? welke gelijkenis van hem ontwerpen?19 Een werkman giet het beeld, de goudsmid beslaat het met goud en zet het vast met zilveren ketenen; (41-7) de werkman bemoedigt den goudsmid, die met den hamer plet hem die op het aambeeld klopt, zeggende van het soldeersel: Het is goed! men bevestigt het met nagels, dat het niet wankelt.20 Wie te arm is voor zulk een gave kiest een stuk hout dat niet verrot, zoekt zich een bekwaam werkman om het beeld vast te zetten, zodat het niet wankelt.21 Weet gij niet? hoort gij niet? is het u niet van den aanvang af bekendgemaakt? hebt gij niet verstaan, wie de aarde gegrondvest heeft?22 Hij die troont boven den kreits der aarde, zodat haar bewoners als sprinkhanen zijn; die den hemel als doek heeft uitgespreid, dien gespannen als een tent om in te wonen;23 die vorsten in niet verkeert, wereldbestuurders aan een onding gelijkmaakt:24 nauw zijn zij geplant, nauw zijn zij gezaaid, nauw wortelt hun stam in den grond, of hij blaast op hen, en zij verdorren, en de storm voert hen als kaf mede.25 Bij wien zoudt gij mij dan vergelijken, zodat het mij afbeelden zou? spreekt de Heilige.26 Heft uw ogen naar omhoog en ziet! Wie heeft deze dingen geschapen? Hij, die hun heir in getale doet uitrukken, ze alle bij name roept; vanwege zijn grote macht en geduchte sterkte ontbreekt niet een.

27 Waarom zegt gij dan, o Jakob, en spreekt gij, o Israel: Mijn weg is voor den Heer verborgen, en mijn rechtzaak ontgaat aan mijn god?28 Hebt gij het niet vernomen? hebt gij het niet gehoord? De Heer is een eeuwig god, de schepper van 's aardrijks uiteinden; hij wordt moede noch mat; zijn doorzicht is niet te doorgronden.29 Hij geeft den moede sterkte, den machteloze verleent hij grote kracht.30 Laten dan knapen moede en mat worden, laten jongelingen struikelen,31 zij die op den Heer hopen zullen steeds nieuwe kracht verzamelen, de vleugelen uitslaan als arenden, voortijlen zonder zich af te matten, lopen zonder moede te worden.

span data-lang="dut" data-trans="lie" data-ref="isa.40.1" class="versetxt">1 Vertroost, vertroost mijn volk, zegt uw god,2 spreekt Jeruzalem moed in, en roept haar toe dat haar dienst volbracht is, haar schuld geboet dat zij uit 's Heeren hand ontvangen heeft het dubbele voor al haar zonden.

3 Daar klinkt het: Baant in de woestijn den weg des Heeren, effent in de wildernis een heirbaan voor onzen god;4 elk dal worde verhoogd, iedere berg en heuvel zinke neder; zodat bulten een vlakte worden, bergkloven een vallei.5 Dan openbaart zich de heerlijkheid des Heeren, en aanschouwt alle vlees zijn heil; want 's Heeren mond heeft het gesproken.6 Daar heet het: Predik! Ik zeide: Wat moet ik prediken? --Alle vlees is gras, al zijn heerlijkheid der veldbloem gelijk:7 22.isa.nl.lie.ot.map040:008 het gras verdort, de bloem verwelkt; maar het woord van onzen god houdt eeuwig stand.

9 Bestijg een hogen berg, gij vreugdebode Sion! verhef met kracht uw stem, gij vreugdebode Jeruzalem! verhef ze onbevreesd; zeg tot Juda's steden: Hier is uw god! --10 Zie, de Heere God komt met macht, zijn arm voert heerschappij; zie, het loon dat hij uitreikt heeft hij bij zich, wat hij uitbetaalt gaat voor hem uit.11 Gelijk een herder weidt hij zijn kudde, neemt hij de lammeren in zijn arm en draagt ze in zijn schoot, leidt hij de zoogenden.

12 Wie heeft in de holle hand de wateren uitgemeten? van den hemel met een span den omtrek bepaald? het stof der aarde in een maat gevat? de bergen gewogen met een balans, de heuvelen in een weegschaal?13 Wie heeft den geest van den Heer bestierd? als zijn raadsman hem onderricht?14 met wien is hij te rade gegaan, die hem heeft voorgelicht en hem het rechte pad gewezen, die hem den weg des doorzichts leert?15 Zie, volkeren zijn als een druppel aan een emmer; als een vlokje aan een weegschaal zijn zij in tel; zie, de kustlanden zijn als gruis dat gestrooid wordt.16 Zelfs de Libanon is niet toereikend voor brandhout, zijn gedierte niet genoegzaam voor een offer.17 Alle volken zijn als niets voor hem, als een niet-met-al en een onding zijn zij bij hem in tel.

18 Bij wien zoudt gij dan God vergelijken? welke gelijkenis van hem ontwerpen?19 Een werkman giet het beeld, de goudsmid beslaat het met goud en zet het vast met zilveren ketenen; (41-7) de werkman bemoedigt den goudsmid, die met den hamer plet hem die op het aambeeld klopt, zeggende van het soldeersel: Het is goed! men bevestigt het met nagels, dat het niet wankelt.20 Wie te arm is voor zulk een gave kiest een stuk hout dat niet verrot, zoekt zich een bekwaam werkman om het beeld vast te zetten, zodat het niet wankelt.21 Weet gij niet? hoort gij niet? is het u niet van den aanvang af bekendgemaakt? hebt gij niet verstaan, wie de aarde gegrondvest heeft?22 Hij die troont boven den kreits der aarde, zodat haar bewoners als sprinkhanen zijn; die den hemel als doek heeft uitgespreid, dien gespannen als een tent om in te wonen;23 die vorsten in niet verkeert, wereldbestuurders aan een onding gelijkmaakt:24 nauw zijn zij geplant, nauw zijn zij gezaaid, nauw wortelt hun stam in den grond, of hij blaast op hen, en zij verdorren, en de storm voert hen als kaf mede.25 Bij wien zoudt gij mij dan vergelijken, zodat het mij afbeelden zou? spreekt de Heilige.26 Heft uw ogen naar omhoog en ziet! Wie heeft deze dingen geschapen? Hij, die hun heir in getale doet uitrukken, ze alle bij name roept; vanwege zijn grote macht en geduchte sterkte ontbreekt niet een.

27 Waarom zegt gij dan, o Jakob, en spreekt gij, o Israel: Mijn weg is voor den Heer verborgen, en mijn rechtzaak ontgaat aan mijn god?28 Hebt gij het niet vernomen? hebt gij het niet gehoord? De Heer is een eeuwig god, de schepper van 's aardrijks uiteinden; hij wordt moede noch mat; zijn doorzicht is niet te doorgronden.29 Hij geeft den moede sterkte, den machteloze verleent hij grote kracht.30 Laten dan knapen moede en mat worden, laten jongelingen struikelen,31 zij die op den Heer hopen zullen steeds nieuwe kracht verzamelen, de vleugelen uitslaan als arenden, voortijlen zonder zich af te matten, lopen zonder moede te worden.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile