Lectionary Calendar
Saturday, May 18th, 2024
Eve of Pentacost
Attention!
Partner with StudyLight.org as God uses us to make a difference for those displaced by Russia's war on Ukraine.
Click to donate today!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Jesaja 41

1 Laten de kustlanden opnieuw zich tot mij wenden, de volkeren weer kracht verzamelen; laten zij toetreden en dan het woord nemen! Samen willen wij tot de vierschaar naderen.2 Wie heeft uit het oosten verwekt hem wien de zege bij elke schrede tegenkomt? Wie levert volkeren aan hem over en doet hem koningen vertreden, maakt hun zwaard tot stof, hun boog aan dwarrelend kaf gelijk?3 Hij vervolgt hen, dringt ongedeerd verder; den weg betreedt hij niet met zijn voeten.4 Wie heeft dit gedaan en tot stand gebracht? Hij die van den aanvang af de geslachten geroepen heeft. Ik, de Heer, ben de eerste, en bij de laatsten zal ik het zijn.5 Als de kustlanden het zagen, versaagden zij, de uiteinden der aarde ontstelden; zij naderden en rukten samen aan;6 zij hielpen elkaar, de een zeide tot den ander: Houd u kloek!7 22.isa.nl.lie.ot.map041:008 Maar gij, Israel, mijn dienaar, Jakob, dien ik verkoren heb, kroost van Abraham, mijn vriend;9 gij, dien ik gegrepen heb van 's aardrijks uiteinden, en geroepen van zijn verste delen, tot wien ik gezegd heb: Gij zijt mijn dienaar, u heb ik verkoren en niet versmaad! --

10 vrees niet, want ik ben met u, zie niet verbijsterd rond, want ik ben uw god; ik sterk u, ook help ik u, ik ondersteun u met mijn zegebrengende rechterhand.11 Zie, beschaamd zullen staan en te schande worden allen die tegen u toornen, vernietigd zullen worden en omkomen zij die u bestrijden.12 Gij zult zoeken en niet vinden hen die met u twisten, vernietigd zullen worden en verdwijnen zij die met u krijg voeren.13 Want ik, de Heer, ben uw god, die uw rechterhand aanvat, en tot u spreek: Vrees niet; ik help u.14 Vrees niet, wormken Jakob, made Israel! ik help u, spreekt de Heer; uw losser is Israels Heilige.15 Zie, ik maak u tot een dorschslede, scherp, nieuw, met snijdende punten: gij zult bergen dorsen en fijnstampen, heuvelen maken tot kaf;16 gij werpt ze omhoog, de wind neemt ze op, en de storm verstrooit ze; terwijl gij juicht in den Heer, op Israels Heilige u beroemt.17 De ellendigen en armen zoeken naar water: het is er niet! hun tong versmacht van dorst; ik, de Heer, zal hen verhoren, ik, Israels god hen niet begeven;18 ik zal op kale plekken stromen doen ontspringen, bronnen in het midden der valleien; de woestijn maak ik tot een waterplas, het dorre land tot een bronrijk oord;19 ik zet in de woestijn ceders, acacia's, mirten en oleasters, ik plaats in de wildernis cypressen, platanen en dennen;20 opdat zij zien en weten, achtgeven en begrijpen tegader, dat de hand des Heeren dit gedaan, Israels Heilige het geschapen heeft.

21 Brengt uw zaak voor, zegt de Heer, komt met uw bewijzen op, zegt Jakobs koning.22 Laten zij opkomen en ons mededelen wat geschieden zal. Deelt mede wat het verleden geweest is; opdat wij er acht op slaan, er den afloop van weten. Of doet ons het toekomstige horen,23 deelt mede wat later gebeuren zal; opdat wij weten dat gij goden zijt. Ja, doet iets, goed of kwaad; opdat wij verbijsterd staan en vrezen tegader.24 Zie, gij zijt niets; niet met al is wat gij uitricht. Afschuwelijk wie u kiest!25 Ik daarentegen heb van het noorden een verwekt en hij kwam van het oosten een die mij aanroept; landvoogden zal hij als slijk vertreden, zoals de pottenbakker het leem treedt.26 Wie heeft dit van den aanvang meegedeeld, opdat wij het erkennen? en van te voren, zodat wij kunnen zeggen: Hij won het pleit! Neen, niemand heeft het meegedeeld, niemand het doen horen; neen, niemand heeft uw woorden gehoord.27 Het eerste zeg ik aan Sion: Hier, hier zijn ze! en gaf ik aan Jeruzalem een vreugdebode.28 Ik zie rond, maar er is niemand, en onder de goden is geen raadsman; zodat ik hen zou kunnen ondervragen, en zij mij bescheid geven.29 Zie, zij allen zijn ondingen, niet met al zijn hun werken, wind en nietigheid hun beelden.

span data-lang="dut" data-trans="lie" data-ref="isa.41.1" class="versetxt">1 Laten de kustlanden opnieuw zich tot mij wenden, de volkeren weer kracht verzamelen; laten zij toetreden en dan het woord nemen! Samen willen wij tot de vierschaar naderen.2 Wie heeft uit het oosten verwekt hem wien de zege bij elke schrede tegenkomt? Wie levert volkeren aan hem over en doet hem koningen vertreden, maakt hun zwaard tot stof, hun boog aan dwarrelend kaf gelijk?3 Hij vervolgt hen, dringt ongedeerd verder; den weg betreedt hij niet met zijn voeten.4 Wie heeft dit gedaan en tot stand gebracht? Hij die van den aanvang af de geslachten geroepen heeft. Ik, de Heer, ben de eerste, en bij de laatsten zal ik het zijn.5 Als de kustlanden het zagen, versaagden zij, de uiteinden der aarde ontstelden; zij naderden en rukten samen aan;6 zij hielpen elkaar, de een zeide tot den ander: Houd u kloek!7 22.isa.nl.lie.ot.map041:008 Maar gij, Israel, mijn dienaar, Jakob, dien ik verkoren heb, kroost van Abraham, mijn vriend;9 gij, dien ik gegrepen heb van 's aardrijks uiteinden, en geroepen van zijn verste delen, tot wien ik gezegd heb: Gij zijt mijn dienaar, u heb ik verkoren en niet versmaad! --

10 vrees niet, want ik ben met u, zie niet verbijsterd rond, want ik ben uw god; ik sterk u, ook help ik u, ik ondersteun u met mijn zegebrengende rechterhand.11 Zie, beschaamd zullen staan en te schande worden allen die tegen u toornen, vernietigd zullen worden en omkomen zij die u bestrijden.12 Gij zult zoeken en niet vinden hen die met u twisten, vernietigd zullen worden en verdwijnen zij die met u krijg voeren.13 Want ik, de Heer, ben uw god, die uw rechterhand aanvat, en tot u spreek: Vrees niet; ik help u.14 Vrees niet, wormken Jakob, made Israel! ik help u, spreekt de Heer; uw losser is Israels Heilige.15 Zie, ik maak u tot een dorschslede, scherp, nieuw, met snijdende punten: gij zult bergen dorsen en fijnstampen, heuvelen maken tot kaf;16 gij werpt ze omhoog, de wind neemt ze op, en de storm verstrooit ze; terwijl gij juicht in den Heer, op Israels Heilige u beroemt.17 De ellendigen en armen zoeken naar water: het is er niet! hun tong versmacht van dorst; ik, de Heer, zal hen verhoren, ik, Israels god hen niet begeven;18 ik zal op kale plekken stromen doen ontspringen, bronnen in het midden der valleien; de woestijn maak ik tot een waterplas, het dorre land tot een bronrijk oord;19 ik zet in de woestijn ceders, acacia's, mirten en oleasters, ik plaats in de wildernis cypressen, platanen en dennen;20 opdat zij zien en weten, achtgeven en begrijpen tegader, dat de hand des Heeren dit gedaan, Israels Heilige het geschapen heeft.

21 Brengt uw zaak voor, zegt de Heer, komt met uw bewijzen op, zegt Jakobs koning.22 Laten zij opkomen en ons mededelen wat geschieden zal. Deelt mede wat het verleden geweest is; opdat wij er acht op slaan, er den afloop van weten. Of doet ons het toekomstige horen,23 deelt mede wat later gebeuren zal; opdat wij weten dat gij goden zijt. Ja, doet iets, goed of kwaad; opdat wij verbijsterd staan en vrezen tegader.24 Zie, gij zijt niets; niet met al is wat gij uitricht. Afschuwelijk wie u kiest!25 Ik daarentegen heb van het noorden een verwekt en hij kwam van het oosten een die mij aanroept; landvoogden zal hij als slijk vertreden, zoals de pottenbakker het leem treedt.26 Wie heeft dit van den aanvang meegedeeld, opdat wij het erkennen? en van te voren, zodat wij kunnen zeggen: Hij won het pleit! Neen, niemand heeft het meegedeeld, niemand het doen horen; neen, niemand heeft uw woorden gehoord.27 Het eerste zeg ik aan Sion: Hier, hier zijn ze! en gaf ik aan Jeruzalem een vreugdebode.28 Ik zie rond, maar er is niemand, en onder de goden is geen raadsman; zodat ik hen zou kunnen ondervragen, en zij mij bescheid geven.29 Zie, zij allen zijn ondingen, niet met al zijn hun werken, wind en nietigheid hun beelden.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile