Read the Bible

¹ Sta op, wordt verlicht, want uw licht is gekomen, 's Heeren heerlijkheid over u opgegaan.² Want zie, duisternis zal de aarde bedekken en donkerheid de natien; maar over u zal de Heer opgaan, zijn heerlijkheid zal over u gezien worden.³ Dan zullen natien naar uw licht heentrekken, en koningen naar den glans die over u opging.⁴ Hef uw ogen op en zie in het rond: zij zijn allen verzameld en komen tot u; uw zonen komen van verre, uw dochteren worden op de heup gedragen.⁵ Dan zult gij, het ziende, stralen van vreugde; uw hart zal sidderen en verruimd worden; want de rijkdom der volken wordt uw deel, de schatten der natien komen aan u.⁶ Een zwerm kamelen zal u overdekken, dromedarissen van Midian en Efa; uit Sjeba komen zij alle, goud en wierook brengend, blijde verkondigend 's Heeren lof.⁷ Al het vee van Kedar wordt voor u saamgedreven, de rammen van Nebajoth staan u ten dienste; zij komen als een welgevallig offer op mijn altaar, tot opluistering van mijn bedehuis.⁸ Wie komen daar als een wolk aanvliegen, als duiven op haar wieken?

⁹ De bodems der kustlanden reppen zich, de Tarsjisvaarders voorop om uw zonen van verre te brengen; hun zilver en goud hebben zij bij zich, voor den naam van den Heer, uw god, ter eer van Israels Heilige, daar hij u luister verleend heeft.¹⁰ Dan zullen buitenlanders uw muren herbouwen, en hun koningen u ten dienste staan; want heb ik u in mijn gramschap geslagen, in mijn welbehagen heb ik mij uwer erbarmd.¹¹ Onafgebroken zullen uw poorten openstaan, dag noch nacht worden zij gesloten; opdat men tot u brenge de schatten der natien, terwijl hun koningen geleiders zijn.¹² Want natie en koninkrijk die u niet willen dienen gaan te gronde, en die natien zullen zeker verwoest worden.¹³ Des Libanons heerlijkheid zal tot u komen, cypres, plataan en den tegader, opdat ik mijn heilige plaats opluistere, aan de plaats mijner voeten eer verleene.¹⁴ Deemoedig zullen de zonen uwer verdrukkers tot u komen, voor uw voetzolen zullen zich neerwerpen allen die u gesmaad hebben; zij zullen u noemen: De stad van den Heer, het Sion van Israels Heilige.

¹⁵ In stede dat gij verlaten en gehaat zijt, terwijl niemand u doortrekt, stel ik u tot een eeuwigdurenden trots, de vreugd van geslacht op geslacht.¹⁶ Gij zult de melk van natien zuigen; de borst van koningen zal u zoogen. Zo zult gij weten dat ik, de Heer, uw redder ben, Jakobs Sterke uw losser is.¹⁷ Voor koper zal ik goud brengen, voor ijzer zal ik zilver brengen, voor boomstammen koper, en voor stenen ijzer. Tot uw overheid zal ik Vrede aanstellen, tot uw bestuurders Gerechtigheid.¹⁸ Van geweldenarij wordt in uw land niet meer gehoord, noch van verwoesting en vernieling op uw grondgebied; maar gij zult uw muren Redding noemen, en uw poorten Lofzang.¹⁹ Voortaan zal des daags de zon u niet tot licht zijn, noch des nachts de glans der maan u beschijnen; maar de Heer zal u tot een eeuwig licht wezen, uw god u tot luister zijn.²⁰ Uw zon zal niet meer ondergaan, uw maan niet afnemen; want de Heer zal u tot een eeuwig licht wezen, en uw rouwdagen zullen een einde hebben.²¹ Uw volk zal alleen uit rechtschapenen bestaan, voor altijd zullen zij het land bezitten, als een loot, door mij geplant, als mijner handen maaksel, tot verheerlijking.²² De kleinste wordt tot een geslacht, de geringste tot een machtige natie. Ik, de Heer, zal dit te zijner tijd snel volvoeren.