Lectionary Calendar
Wednesday, May 22nd, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

2 Koningen 15

1 In het zeven en twintigste jaar van Jerobeam, den koning van Isral, werd Azaria koning, de zoon van Amazia, den koning van Juda.2 Hij was zestien jaar oud, toen hij koning werd, en regeerde twee en vijftig jaar te Jeruzalem; en zijne moeder heette Jecholia van Jeruzalem.3 En hij deed hetgeen den Heer behaagde, naar al wat zijn vader Amazia gedaan had;4 behalve dat men de hoogten niet wegnam, want het volk offerde en wierookte nog op de hoogten.5 En de Heer sloeg den koning, dat hij melaats werd tot aan zijnen dood; en hij woonde in een bijzonder huis, doch Jotham, de zoon des konings, regeerde het huis, en richtte het volk in het land.6 Wat er nu meer van Azaria te zeggen is, en al wat hij gedaan heeft, zie, dat is geschreven in de kronieken der koningen van Juda.7 En Azaria ontsliep met zijne vaderen, en men begroef hem bij zijne vaderen in de stad Davids; en zijn zoon Jotham werd koning in zijne plaats.

8 In het acht en dertigste jaar van Azaria, den koning van Juda, werd Zacharia, de zoon van Jerobeam, koning over Isral te Samari, zes maanden.9 En hij deed hetgeen den Heer mishaagde, zoals zijne vaderen gedaan hadden: hij liet niet af van de zonden van Jerobeam, Nebats zoon, die Isral deed zondigen.10 En Sallum, de zoon van Jabes, maakte een verbond tegen hem, en sloeg hem voor de ogen van het volk en doodde hem; en hij werd koning in zijne plaats.11 Wat er nu meer van Zacharia te zeggen is, zie, dat is geschreven in de kronieken der koningen van Isral.12 Dit is het, wat de Heer tot Jehu gesproken had: Uwe zonen zullen zitten op den troon van Isral tot in het vierde geslacht; en het is alzo geschied.13 Sallum, de zoon van Jabes, werd koning in het negen en dertigste jaar van Azaria, den koning van Juda, en hij regeerde te Samari een maand.14 Want Menahem, de zoon van Gadi, trok op van Tirza en kwam te Samari, en sloeg Sallum, den zoon van Jabes, te Samari en doodde hem; en hij werd koning in zijne plaats.15 Wat er nu meer van Sallum te zeggen is, en zijn verbond, hetwelk hij maakte, zie, dat is geschreven in de kronieken der koningen van Isral.16 Te dier tijd sloeg Menahem Tifsah en allen, die daarin waren, en hare grenspalen van Tirza af, omdat zij hem niet hadden willen inlaten; en hij sloeg hen en scheurde het lichaam van al hare bevruchte vrouwen open.17 In het negen en dertigste jaar van Azaria, den koning van Juda, werd Menahem, de zoon van Gadi, koning over Isral te Samari, tien naar.18 En hij deed hetgeen den Heer mishaagde; hij liet zijn leven lang niet af van de zonden van Jerobeam, Nebats zoon, die Isral deed zondigen.19 En Pl, de koning van Assyri, kwam in het land, en Menahem gaf aan Pl duizend talenten zilver, opdat hij met hem zijn en hem het koninkrijk bevestigen zou.20 En Menahem hief dit geld in Isral van de rijksten, vijftig sikkels zilver op elken man, om het den koning van Assyri te geven; alzo trok de koning van Assyri weder naar huis, en bleef niet in het land.21 Wat er nu meer van Menahem te zeggen is, en al wat hij gedaan heeft, zie, dat is geschreven in de kronieken der koningen van Isral.22 En Menahem ontsliep met zijne vaderen; en zijn zoon Pekahia werd koning in zijne plaats.23 In het vijftigste jaar van Azaria, den koning van Juda, werd Pekahia, de zoon van Menahem, koning over Isral te Samari, twee jaar.24 En hij deed hetgeen den Heer mishaagde; want hij liet niet af van de zonden van Jerobeam, Nebats zoon, die Isral deed zondigen.25 En Pekah, de zoon van Remalia, zijn hoofdman, maakte een verbond tegen hem, en versloeg hem te Samari in het vrouwenverblijf van des konings huis, met Arbog en Arj, en vijftig mannen met hem, van de kinderen van Gilead; en hij doodde hem en werd koning in zijne plaats.26 Wat er nu meer van Pekahia te zeggen is, en al wat hij gedaan heeft, zie, dat is geschreven in de kronieken der koningen van Isral.27 In het twee en vijftigste jaar van Azaria, den koning van Juda, werd Pekah, de zoon van Remalia, koning over Isral te Samari, twintig jaar.28 En hij deed hetgeen den Heer mishaagde; want hij liet niet af van de zonden van Jerobeam, Nebats zoon, die Isral deed zondigen.29 In de dagen van Pekah, den koning van Isral, kwam Tiglath-Pilser, de koning van Assyri, en nam Ijon, Abel-Beth, Macha, Janah, Kedes, Hazor, Gilead, Galila en het gehele land Naftali, en voerde ze weg naar Assyri.30 En Hosa, de zoon van Ela, maakte een verbond tegen Pekah, den zoon van Remalia, en sloeg hem dood, en werd koning in zijne plaats, in het twintigste jaar van Jotham, den zoon van Uzza.31 Wat er nu meer van Pekah te zeggen is, en al wat hij gedaan heeft, zie, dat is geschreven in de kronieken der koningen van Isral.

32 In het tweede jaar van Pekah, den zoon van Remalia, den koning van Isral, werd Jotham koning, de zoon van Uzza, den koning van Juda.33 Hij was vijf en twintig jaar oud, toen hij koning werd, en regeerde zestien jaar te Jeruzalem; en zijne moeder heette Jerusa, een dochter van Zadok.34 En hij deed hetgeen den Heer behaagde, naar alles wat zijn vader Uzza gedaan had;35 behalve dat men de hoogten niet wegdeed, want het volk offerde en wierookte nog op de hoogten. Hij bouwde de hoge poort aan het huis des Heren.36 Wat er nu meer van Jotham te zeggen is, en al wat hij gedaan heeft, zie, dat is geschreven in de kronieken der koningen van Juda.37 Te dier tijd begon de Heer in Juda te zenden Rezin, den zoon van Syri, en Pekah, den zoon van Remalia.38 En Jotham ontsliep met zijne vaderen, en werd begraven bij zijne vaderen in de stad van zijnen vader David; en Achaz, zijn zoon, werd koning in zijne plaats.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile