Lectionary Calendar
Saturday, May 18th, 2024
Eve of Pentacost
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Handelingen 10

1 En er was een man te Cesara met name Cornelius, een hoofdman van de legerafdeling genaamd de Italiaanse,2 vroom en godvrezend met zijn gehele huis, die aan het volk vele aalmoezen gaf, en altijd tot God bad.3 Deze zag duidelijk in een gezicht, omtrent de negende ure des daags, een Engel tot zich inkomen, die tot hem zeide: Cornelius.4 En hij zag hem aan, en verschrikte en zeide: Heer, wat is het? En hij zeide tot hem: Uwe gebeden en aalmoezen zijn opgekomen in gedachtenis voor God.5 En nu, zend mannen naar Joppe, en ontbied Simon, met den bijnaam Petrus,6 die geherbergd is bij een leerlooier Simon, wiens huis aan de zee ligt, die zal u zeggen wat gij doen moet.7 En toen de Engel, die met Cornelius sprak, weggegaan was, riep hij twee van zijne huisknechten en een godvrezenden krijgsknecht van degenen, die zijne oppassers waren,8 en verhaalden hun alles, en zond hen naar Joppe.

9 Des anderen daags, terwijl dezen op den weg waren en nabij de stad kwamen, klom Petrus op het dak om te bidden, omtrent de zesde ure.10 En toen hij hongerig werd, wilde hij eten, en terwijl zij hem wat bereidden, kwam een zinsverrukking op hem,11 en hij zag den hemel geopend, en een vat tot hem nederdalen, gelijk een groot linnen laken, aan vier hoeken gebonden, en nedergelaten op de aarde;12 daarin waren allerlei viervoetige, wilde, en kruipende dieren der aarde en vogelen des hemels.13 En ene stem zeide tot hem: Sta op, Petrus, slacht en eet!14 Maar Petrus zeide: Neen Heer, want ik heb nog nooit iets onheiligs of onreins gegeten.15 En de stem sprak ten tweeden male tot hem: Wat God gereinigd heeft, acht gij dat niet onrein!16 En dit geschiedde tot driemaal toe; en het vat werd weder opgenomen naar den hemel.17 Toen nu Petrus bij zichzelven in verlegenheid was, wat dit gezicht, hetwelk hij gezien had, mocht zijn, zie, toen vraagden de mannen, die door Cornelius gezonden waren, naar het huis van Simon, en stonden aan de deur,18 en riepen en vraagden, of Simon, met den bijnaam Petrus, aldaar geherbergd was.

19 En toen Petrus over dat gezicht nadacht, zeide de Geest tot hem: Zie, er zijn drie mannen die u zoeken;20 daarom sta op, ga af, en reis met hen, en twijfel niet; want ik heb hen gezonden.21 Toen ging Petrus af tot de mannen, die door Cornelius tot hem gezonden waren, en zeide: Zie, ik ben het, dien gij zoekt; wat is de oorzaak, waarom gij hier zijt?22 En zij zeiden: Cornelius, de hoofdman, een vroom en godvrezend man, en van ene goede getuigenis bij het gehele volk der Joden, heeft een bevel ontvangen van een heiligen Engel, dat hij u zou laten roepen in zijn huis, en woorden van u horen.23 Toen riep hij hen in, en herbergde hen. Des anderen daags trok Petrus met hen heen, en enige broeders van Joppe gingen met hem.24 En des anderen daags kwamen zij te Cesara; en Cornelius wachtte op hen, en had zijne bloedverwanten en bijzondere vrienden te zamen geroepen.25 En toen Petrus daar binnen kwam, ging Cornelius hem te gemoet, viel aan zijne voeten en aanbad hem.26 Maar Petrus richtte hem op, zeggende: Sta op, ik ben k een mens.27 En toen hij met hem gesproken had, ging hij binnen, en vond er velen, die samengekomen waren;28 en hij zeide tot hen: Gij weet, dat het een Joods man niet geoorloofd is, zich te voegen of te komen tot een vreemdeling, maar God heeft mij getoond, dat ik geen mens onheilig of onrein mag noemen;29 daarom ben ik ook zonder tegenspreken gekomen, toen ik ontboden werd. Zo vraag ik u nu, waarom hebt gij mij laten roepen?30 Cornelius zeide: Ik heb sedert vier dagen gevast tot deze ure toe, en omtrent de negende ure bad ik in mijn huis.31 En zie, toen trad er een man voor mij in een blinkend kleed, en zeide: Cornelius, uw gebed is verhoord, en aan uwe aalmoezen is gedacht geworden voor God.32 Zo zend nu naar Joppe, en ontbied hier enen Simon, met den bijnaam Petrus, die geherbergd is in het huis van den leerlooier Simon, aan de zee; die zal, als hij komt, met u spreken.33 Toen zond ik terstond tot u, en gij hebt wl gedaan, dat gij gekomen zijt. Nu zijn wij allen hier tegenwoordig voor God, om te horen al wat u door God bevolen is.

34 En Petrus deed zijnen mond open en zeide: Nu bevind ik in waarheid, dat God den persoon niet aanziet;35 maar dat onder ieder volk, wie hem vreest en recht doet hem aangenaam is.36 Gij weet wel van de prediking, welke God tot de kinderen Israls gezonden heeft, en heeft laten verkondigen den vrede door Jezus Christus--die een Heer is van allen--,37 welke door geheel Juda geschied is, en begonnen in Galila, na den doop, dien Johannes predikte;38 hoe God dezen Jezus van Nazaret gezalfd heeft met den Heiligen Geest en met kracht, die alom gereisd is en heeft welgedaan, en allen gezond gemaakt, die door den duivel overweldigd waren, want God was met hem.39 En wij zijn getuigen van al hetgeen hij gedaan heeft, te Juda en te Jeruzalem; dien zij gedood hebben, door hem te hangen aan een hout.40 Dezen heeft God opgewekt ten derden dage, en hem laten openbaar worden,41 niet aan al het volk, maar aan ons, de getuigen te voren door God uitverkoren, ons, die met hem gegeten en gedronken hebben, nadat hij uit de doden opgestaan is.42 En hij heeft ons geboden te prediken aan het volk, en te getuigen, dat hij door God is verordend tot een rechter van levenden en doden.43 Van deze geven alle profeten getuigenis, dat door zijnen naam allen, die in hem geloven, vergeving der zonden ontvangen zullen.

44 Toen Petrus nog deze woorden sprak, viel de Heilige Geest op allen die dat woord aanhoorden.45 En de gelovigen uit de besnijdenis, die met Petrus gekomen waren, ontzetten zich, dat ook op de heidenen de gave des Heiligen Geestes uitgestort werd;46 want zij hoorden, dat zij met tongen spraken en God hoog prezen. Toen antwoordde Petrus:47 Kan ook iemand het water weren, dat dezen niet gedoopt zouden worden, die den Heiligen Geest ontvangen hebben, gelijk ook wij?48 En hij beval hen te dopen in den naam des Heren. Toen baden zij hem, dat hij enige dagen bij hen zou blijven.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile