Read the Bible

¹ Bel is nedergebogen. Nebo is gevallen; hunne beelden zijn op de dieren en het lastvee als pakken geladen, zodat zij zich moede dragen aan den last;² ja zij vallen en buigen zich al te zamen, zij kunnen den last niet wegbrengen, maar moeten zelven mede in gevangenschap gaan.³ Hoort naar Mij, gij huis van Jakob, en al de overgeblevenen van het huis van Isral; gij, die door Mij gedragen zijt van de geboorte af, en opgenomen van den moederschoot af;⁴ ja Ik zal u dragen tot in den ouderdom toe, totdat gij grijs wordt zal Ik het doen; Ik zal u steunen en dragen en redden.

⁵ Naar wien zoudt gij Mij afbeelden, en bij wien Mij vergelijken? Naar wien zoudt gij Mij afbeelden, en bij wien zoudt gij Mij meten, dien Ik gelijk zou zijn?⁶ Zij schudden het goud uit de beurs, en wegen het zilver toe met de schaal, en huren een goudsmid, om daarvan een god te maken, voor wien zij knielen en zich nederbuigen;⁷ zij heffen hem op den schouder, en dragen hem en zetten hem op zijne plaats: daar staat hij, en komt niet van zijne plek; roept iemand tot hem, zo antwoordt hij niet, en helpt hem niet uit zijnen nood.⁸ Gedenkt hieraan en zijt kloek; neemt dit ter harte, gij overtreders!⁹ Gedenkt aan het verledene van ouds af, dat Ik God ben, en niemand meer; een God, wiens gelijke nergens is: Ik,¹⁰ die tevoren verkondig hetgeen hierna komen zal, en vooraf hetgeen nog niet aanwezig is, en zeg: Mijn raad zal bestaan, en Ik doe alles wat Mij behaagt;¹¹ Ik, die een roofvogel roep uit het Oosten, en een man, die mijnen raad doet, uit een ver land; wat Ik zeg, dat zal Ik ook doen komen; wat Ik denk, dat zal Ik ook volvoeren.¹² Hoort naar Mij, gij onbuigzamen van hart, gij die verre zijt van de gerechtigheid:¹³ Ik heb Mijne gerechtigheid nabij gebracht, zij is niet meer ver, en mijn heil vertoeft niet; want Ik zal op Sion heil geven, en aan Isral mijne heerlijkheid.