Lectionary Calendar
Thursday, May 23rd, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
Partner with StudyLight.org as God uses us to make a difference for those displaced by Russia's war on Ukraine.
Click to donate today!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Job 20

1 Toen antwoordde Zofar van Nama en sprak:2 Daar moet ik op antwoorden, en ik kan niet verbeiden.3 Ik wil gaarne horen wie mij daarin bestraffen en berispen zal; want de geest mijns verstands zal voor mij antwoorden.4 Weet gij niet, dat het altijd zo gegaan is, sedert dat er mensen op de aarde geweest zijn,5 dat het roemen der goddelozen niet lang bestaat, en de vreugde des huichelaars slechts een ogenblik duurt?6 Of zijne hoogte al tot in den hemel reikt, en zijn hoofd aan de wolken raakt,7 zo zal hij toch ten laatste teniet gaan als drek, zodat zij, die hem gezien hebben, zullen zeggen: Waar is hij?8 Gelijk een droom vergaat, zo zal hij ook niet gevonden worden; en gelijk een gezicht in den nacht verdwijnt hij.9 Het oog, dat hem gezien heeft, zal hem niet meer zien, en zijne plaats zal hem niet meer aanschouwen.

10 Zijne kinderen zullen gaan bedelen, en zijne hand zal hem moeite ten loon geven.11 Zijne beenderen zullen zijne heimelijke zonden wel betalen, en zullen zich met hem in de aarde leggen.12 Of de boosheid hem al wel smaakt in zijnen mond, en of hij haar ook onder zijne tong verbergt,13 als hij ze verschoont en niet verlaat, en ze niet weert uit zijne keel,14 zo zal die spijs zich binnen in het lijf geheel veranderen in addervergif.15 De rijkdommen, welke hij verslonden heeft, moet hij weder uitspuwen; God zal ze uit zijnen buik stoten.16 Hij zal het gift der adders inzuigen, en de tong der slang zal hem doden.17 Hij zal niet zien de stromen noch de waterbeken, die van honig en boter vloeien.18 Hij zal arbeiden en er niet van genieten, en anderen krijgen zijne goederen, zodat hij er niet door verblijd wordt.19 Want hij heeft de armen onderdrukt en verlaten; hij heeft huizen aan zich getrokken, welke hij niet gebouwd heeft.20 Want zijn buik kon niet vol worden; zo zal hij met zijn kostelijk goed niet ontsnappen.21 Van zijne spijs liet hij niets overblijven; derhalve zal zijn goed leven geen stand houden.22 Of hij al volop genoeg heeft, het zal hem toch bang worden; allerlei moeite zal hem overkomen.

23 De buik zal hem eens vol worden; wanneer hij de grimmigheid zijns toorns over hem zenden zal, en over hem zal laten regenen zijne spijs.24 Hij zal vlieden voor het ijzeren harnas, en de stalen boog zal hem verjagen.25 Een bloot zwaard zal hem door het lijf gaan; en het blinken des zwaards, dat hem bitter zal zijn, zal met verschrikkingen over hem komen.26 Er is geen duisternis, die hem zou kunnen bedekken; een vuur zal hem verteren, dat niet aangeblazen is; en wie overig is in zijne hut, dien zal het kwalijk gaan.27 De hemel zal zijne misdaad openbaren, en de aarde zal zich tegen hem stellen.28 Het koren in zijn huis zal weggevoerd worden, verstrooid op den dag zijns toorns.29 Dit is het deel van den goddelozen mens bij God, en het erfdeel, dat God hem toezegt.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile