Lectionary Calendar
Sunday, June 2nd, 2024
the Week of Proper 4 / Ordinary 9
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Psalmen 34

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 34

PSALM 34 De rechtvaardige verklaart hier zijn vast besluit, om in geloof en geduld te volharden, wachtende op de komst van zijn Heer en Redder, de hoop der Kerk was altijd op den Messias. Van ouds bad zij om de genade van Zijne eerste komst, nu verwacht zij Zijne tweede. Vergun ons, o Heere, te hopen op hetgeen, waarin wij nooit teleurgesteld zullen worden.

Gods genade is op ons, naar de mate, dat wij op Hem hopen.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 34

PSALM 34 De rechtvaardige verklaart hier zijn vast besluit, om in geloof en geduld te volharden, wachtende op de komst van zijn Heer en Redder, de hoop der Kerk was altijd op den Messias. Van ouds bad zij om de genade van Zijne eerste komst, nu verwacht zij Zijne tweede. Vergun ons, o Heere, te hopen op hetgeen, waarin wij nooit teleurgesteld zullen worden.

Gods genade is op ons, naar de mate, dat wij op Hem hopen.

Vers 3

3. Beth. Mijne ziel zal zich beroemen in den HEERE, als in hem, die mijne hulp en mijn God is (Psalms 42:12); de zachtmoedigen, die gebogen gaan onder harte-leed, zullen het horen, wat ik tot Zijne eer te zingen en te zeggen heb, en zullen verblijd zijn, wanneer zij hetgeen aan mij geschiedt als ene voorzegging van eigen heil erkennen.

1) Onder zij, zachtmoedigen hebben wij hier te verstaan, de verootmoedigden, die gebogen gaan onder den druk der ellende en neergebogen zijn onder de kastijdende hand Gods.

Zie Kantt. Psalms 10:17.

Vers 3

3. Beth. Mijne ziel zal zich beroemen in den HEERE, als in hem, die mijne hulp en mijn God is (Psalms 42:12); de zachtmoedigen, die gebogen gaan onder harte-leed, zullen het horen, wat ik tot Zijne eer te zingen en te zeggen heb, en zullen verblijd zijn, wanneer zij hetgeen aan mij geschiedt als ene voorzegging van eigen heil erkennen.

1) Onder zij, zachtmoedigen hebben wij hier te verstaan, de verootmoedigden, die gebogen gaan onder den druk der ellende en neergebogen zijn onder de kastijdende hand Gods.

Zie Kantt. Psalms 10:17.

Vers 4

4. Gimel. Maakt daarom, alle gij vromen! den HEERE met mij groot, en laat ons, daar wij toch n zijn als kinderen van een God, en n leed en ene vreugde gevoelen, zijnen naam samen verhogen.

Even als onze schoonste, geestelijke liederen, hoewel bijzondere omstandigheden tot het ontstaan aanleiding gaven, toch niet over deze handelen, maar tot ene algemene klacht, of algemenen lof Gods opklimmen, zo prijst ook deze Psalm niet de bijzondere redding, maar spreekt den lof uit van God, die de ellendigen hoort..

Deze Psalm was in de oude kerk de communiepsalm, waartoe het woord Psalms 34:9 hem bijzonder geschikt maakte.

Vers 4

4. Gimel. Maakt daarom, alle gij vromen! den HEERE met mij groot, en laat ons, daar wij toch n zijn als kinderen van een God, en n leed en ene vreugde gevoelen, zijnen naam samen verhogen.

Even als onze schoonste, geestelijke liederen, hoewel bijzondere omstandigheden tot het ontstaan aanleiding gaven, toch niet over deze handelen, maar tot ene algemene klacht, of algemenen lof Gods opklimmen, zo prijst ook deze Psalm niet de bijzondere redding, maar spreekt den lof uit van God, die de ellendigen hoort..

Deze Psalm was in de oude kerk de communiepsalm, waartoe het woord Psalms 34:9 hem bijzonder geschikt maakte.

Vers 5

5. Daleth. Ik heb den HEERE gezocht in het gebed, dat men in Psalms 56:1 lezen kan, en Hij heeft mij geantwoord, door verhoring met de daad, en mij Uit al mijn vrezen gered, daar ik bij mijne wegvoering naar Achis (1 Samuel 21:11) geen ander lot voorzag, dan dat ik of door der Filistijnen wraak zou bezwijken, of aan Saul, mijnen dood-vijand zou overgeleverd worden.

Vers 5

5. Daleth. Ik heb den HEERE gezocht in het gebed, dat men in Psalms 56:1 lezen kan, en Hij heeft mij geantwoord, door verhoring met de daad, en mij Uit al mijn vrezen gered, daar ik bij mijne wegvoering naar Achis (1 Samuel 21:11) geen ander lot voorzag, dan dat ik of door der Filistijnen wraak zou bezwijken, of aan Saul, mijnen dood-vijand zou overgeleverd worden.

Vers 6

6. He. Van. Zij hebben op Hem gezien, gelijk een kind in groten nood naar vader of moeder om hulp uitzien, ja Hem als een waterstroom aangelopen, in gebeden en smekingen met Hem worstelende, en hun aangezichten zijn niet schaamrood geworden, zodat de vervolgers beschaamd moesten heengaan.

Liever: "Die op Hem gezien hebben en Hem als een waterstroom hebben aangelopen, zijn niet schaamrood geworden." Het kan ook overgezet worden (de Wette): "Die op Hem zien, worden verhelderd en hun aangezicht mag niet schaamrood worden.".

Dat is Christus of Gods heerlijkheid in Hem; die daarop ziet zal niet verstoten worden. Het is hun geloof, dat uitgedrukt wordt door hun zien op Hem, dat ene daad van vertrouwen is, voortkomende uit een kennen van wie en wat Hij is. Het gevolg is, dat zij verhelderd zijn, dat zij nieuwe gemeenschap van geestelijk, reddend, verfrissend licht van Hem ontvangen en bijgevolg van alle andere genadegiften; alzo is hun geloof niet beschaamd. Wij moeten niet vertragen geestelijke vereniging te zoeken in de oefening van hetzelfde geloof. Van dit zien naar Christus, van dit aanschouwen Zijner heerlijkheid hangt onze gehele redding af, en daarom is voor alles nodig, alzo te doen. Dit is de leiding door den Heiligen Geest gegeven, om Hem te bereiken.

Vers 6

6. He. Van. Zij hebben op Hem gezien, gelijk een kind in groten nood naar vader of moeder om hulp uitzien, ja Hem als een waterstroom aangelopen, in gebeden en smekingen met Hem worstelende, en hun aangezichten zijn niet schaamrood geworden, zodat de vervolgers beschaamd moesten heengaan.

Liever: "Die op Hem gezien hebben en Hem als een waterstroom hebben aangelopen, zijn niet schaamrood geworden." Het kan ook overgezet worden (de Wette): "Die op Hem zien, worden verhelderd en hun aangezicht mag niet schaamrood worden.".

Dat is Christus of Gods heerlijkheid in Hem; die daarop ziet zal niet verstoten worden. Het is hun geloof, dat uitgedrukt wordt door hun zien op Hem, dat ene daad van vertrouwen is, voortkomende uit een kennen van wie en wat Hij is. Het gevolg is, dat zij verhelderd zijn, dat zij nieuwe gemeenschap van geestelijk, reddend, verfrissend licht van Hem ontvangen en bijgevolg van alle andere genadegiften; alzo is hun geloof niet beschaamd. Wij moeten niet vertragen geestelijke vereniging te zoeken in de oefening van hetzelfde geloof. Van dit zien naar Christus, van dit aanschouwen Zijner heerlijkheid hangt onze gehele redding af, en daarom is voor alles nodig, alzo te doen. Dit is de leiding door den Heiligen Geest gegeven, om Hem te bereiken.

Vers 7

7. Zain. Het is zo geweest, gelijk in Psalms 34:5 gezegd is. Ik heb bevonden, dat het in Psalms 34:6 gezegde waar is. Deze ellendige, ik David, de rechtvaardig ellendige, de buitengewoon ellendige, de diep ellendige riep, en de HEERE hoorde 1); en Hij verloste hem uit al zijne benauwdheden.

1) Hij was een gering man, naar wie niemand zag, toch was hij welkom bij den troon der genade; de Heere hoorde hem, nam kennis van zijn lot en zijne gebeden, en redde hem uit alle benauwdheden. God wil acht slaan op het gebed van den ellendige. (Psalms 102:17 zie Isaiah 57:15)..

Vers 7

7. Zain. Het is zo geweest, gelijk in Psalms 34:5 gezegd is. Ik heb bevonden, dat het in Psalms 34:6 gezegde waar is. Deze ellendige, ik David, de rechtvaardig ellendige, de buitengewoon ellendige, de diep ellendige riep, en de HEERE hoorde 1); en Hij verloste hem uit al zijne benauwdheden.

1) Hij was een gering man, naar wie niemand zag, toch was hij welkom bij den troon der genade; de Heere hoorde hem, nam kennis van zijn lot en zijne gebeden, en redde hem uit alle benauwdheden. God wil acht slaan op het gebed van den ellendige. (Psalms 102:17 zie Isaiah 57:15)..

Vers 8

8. Cheth. Ik heb het bovendien dikwijls genoeg in mijn leven ondervonden, dat waar de nood het hoogste is, Gods hulp het meest nabij is. De Engel des HEEREN, niet enig engel, maar het Woord, de grote openbaarder Gods (Genesis 16:7, Genesis 18:2 , Genesis 21:17, Genesis 22:11; Genesis 31:11; Genesis 48:16. 3:2, 14:19; 23:20, 33:14.), legert zich met het hemelheer, welks bevelhebber Hij is (Joshua 5:14), rondom degenen, die Hem vrezen; en rukt hen uit 1), uit hunnen nood en hun ellende (Genesis 32:1 2 Kings 6:17. Psalms 91:11).

1) Hier is van toepassing, dat de gelovigen hiervan zeker overtuigd zijn, dat, ofschoon zij aan vele ellenden onderworpen zijn, God echter hun getrouwe Bewaker is van hun leven. Maar opdat hij te meer hen in hun hoop bevestige, voegt hij er niet te vergeefs bij, dat zij door de hand en zorg der Engelen beschermd worden, die Hij wil behouden. Het zou wel voldoende zijn, om aan God enig en alleen die macht toe te schrijven, maar om onze zwakheden te hulpe te komen, verwaardigt Hij zich, om Zijne Engelen als dienaren te gebruiken. En niet weinig zet dit kracht bij, om ons geloof te bevestigen, dewijl de ontelbaar velen Gode gehoorzaam zijn, zo dikwijls Hij ons hulp wil verschaffen. Ja, de Engelen, die genoemd worden hemelse vorsten en krachten, altijd er op aangelegen om ons leven te beschermen, dewijl zij weten, dat dit ambt hun is opgedragen. En God wordt naar waarde wel genoemd een muur voor Zijn Kerk en een vaste burg, maar de aanwezigheid van Zijne hulp drukt Hij uit in Zijne Engelen, om zich te schikken naar ons onverstand. Overigens, wat Hij omtrent een Engel in het enkelvoud zegt, geldt voor allen, dewijl zij allen genoemd worden gedienstige Geesten, om onze zaligheid te bevorderen. De slotsom nu is deze, dat, ofschoon vele vijanden ons bestrijden en vele ongevallen ons belagen, de Engelen Gods echter met een onoverwinnelijke kracht Gods gewapend, zich om ons legeren en van alle zijden hun hulp opstellen, om ons van alle rampen te bevrijden..

De Engel des Verbonds, de Heere Jezus, aan het hoofd van alle hemelse legerscharen, omringt met Zijne wapenen de woningen der heiligen. Even als legerscharen zijn de dienende geesten geschaard rondom de uitverkorenen des Heren, om te dienen, te verdedigen en te vertroosten.. De Engel des Heren is in dit Psalmenpaar (Psalms 34:1, 35) in zijn tweevoudigen aard voorgesteld als een Engel van genade en een Engel des gerichts (Psalms 35:6). Deze Psalmen kunnen in dit opzicht vergeleken worden bij het twaalfde hoofdstuk van de Handelingen der Apostelen, waar de Engel des Heren zich openbaart in de verlossing van Petrus en in het doden van den vervolger Herodes Agrippa.

Hier is door den Engel van Jehova de tegenwoordigheid van Christus in de kerk bedoeld, even als van ouds in het leger van Israël, en de dienst der geschapen geesten voor degenen, die de zaligheid beërven, als in het geval van Eliza (2 Kings 6:17).

Engel des Heren was voor den vromen Israëliet, dus ook voor den man naar Gods harte, een liefelijke naam. Die naam wekte een lieflijke herinnering bij hem op. Want de Engel des Heren had Israël geleid door de woestijn naar het Kanan der ruste hier beneden. En hoe dit volk ook afweek en murmureerde, ja diep zondigde tegen den Heere, toch in de vuur- en wolkkolom had Israël het bewijs, dat de Heere hen niet deed naar de zonde en niet vergold naar de overtredingen. De Engel des Heren bleef onder allerlei omstandigheden aan de spitse van het volk.

Vers 8

8. Cheth. Ik heb het bovendien dikwijls genoeg in mijn leven ondervonden, dat waar de nood het hoogste is, Gods hulp het meest nabij is. De Engel des HEEREN, niet enig engel, maar het Woord, de grote openbaarder Gods (Genesis 16:7, Genesis 18:2 , Genesis 21:17, Genesis 22:11; Genesis 31:11; Genesis 48:16. 3:2, 14:19; 23:20, 33:14.), legert zich met het hemelheer, welks bevelhebber Hij is (Joshua 5:14), rondom degenen, die Hem vrezen; en rukt hen uit 1), uit hunnen nood en hun ellende (Genesis 32:1 2 Kings 6:17. Psalms 91:11).

1) Hier is van toepassing, dat de gelovigen hiervan zeker overtuigd zijn, dat, ofschoon zij aan vele ellenden onderworpen zijn, God echter hun getrouwe Bewaker is van hun leven. Maar opdat hij te meer hen in hun hoop bevestige, voegt hij er niet te vergeefs bij, dat zij door de hand en zorg der Engelen beschermd worden, die Hij wil behouden. Het zou wel voldoende zijn, om aan God enig en alleen die macht toe te schrijven, maar om onze zwakheden te hulpe te komen, verwaardigt Hij zich, om Zijne Engelen als dienaren te gebruiken. En niet weinig zet dit kracht bij, om ons geloof te bevestigen, dewijl de ontelbaar velen Gode gehoorzaam zijn, zo dikwijls Hij ons hulp wil verschaffen. Ja, de Engelen, die genoemd worden hemelse vorsten en krachten, altijd er op aangelegen om ons leven te beschermen, dewijl zij weten, dat dit ambt hun is opgedragen. En God wordt naar waarde wel genoemd een muur voor Zijn Kerk en een vaste burg, maar de aanwezigheid van Zijne hulp drukt Hij uit in Zijne Engelen, om zich te schikken naar ons onverstand. Overigens, wat Hij omtrent een Engel in het enkelvoud zegt, geldt voor allen, dewijl zij allen genoemd worden gedienstige Geesten, om onze zaligheid te bevorderen. De slotsom nu is deze, dat, ofschoon vele vijanden ons bestrijden en vele ongevallen ons belagen, de Engelen Gods echter met een onoverwinnelijke kracht Gods gewapend, zich om ons legeren en van alle zijden hun hulp opstellen, om ons van alle rampen te bevrijden..

De Engel des Verbonds, de Heere Jezus, aan het hoofd van alle hemelse legerscharen, omringt met Zijne wapenen de woningen der heiligen. Even als legerscharen zijn de dienende geesten geschaard rondom de uitverkorenen des Heren, om te dienen, te verdedigen en te vertroosten.. De Engel des Heren is in dit Psalmenpaar (Psalms 34:1, 35) in zijn tweevoudigen aard voorgesteld als een Engel van genade en een Engel des gerichts (Psalms 35:6). Deze Psalmen kunnen in dit opzicht vergeleken worden bij het twaalfde hoofdstuk van de Handelingen der Apostelen, waar de Engel des Heren zich openbaart in de verlossing van Petrus en in het doden van den vervolger Herodes Agrippa.

Hier is door den Engel van Jehova de tegenwoordigheid van Christus in de kerk bedoeld, even als van ouds in het leger van Israël, en de dienst der geschapen geesten voor degenen, die de zaligheid beërven, als in het geval van Eliza (2 Kings 6:17).

Engel des Heren was voor den vromen Israëliet, dus ook voor den man naar Gods harte, een liefelijke naam. Die naam wekte een lieflijke herinnering bij hem op. Want de Engel des Heren had Israël geleid door de woestijn naar het Kanan der ruste hier beneden. En hoe dit volk ook afweek en murmureerde, ja diep zondigde tegen den Heere, toch in de vuur- en wolkkolom had Israël het bewijs, dat de Heere hen niet deed naar de zonde en niet vergold naar de overtredingen. De Engel des Heren bleef onder allerlei omstandigheden aan de spitse van het volk.

Vers 9

9. Teth. Ondervindt dan ook, gij anderen, wat ik ervaren heb, opdat gij leert kennen, wat ik leerde kennen. Smaakt en ziet, dat de HEERE goed is voor dien, die op Hem wacht, en voor de ziel, die naar Hem vraagt (Klaagt. 3:25); welgelukzalig is de man, die op Hem betrouwt, want zulk een zal nooit tot schande worden (Psalms 31:2; Psalms 71:1).

Het "smaakt en ziet" nodigt als het ware tot een kostelijk maal, dat reeds lang gereed stond. De imperatieven hebben ene niet paraenetische (vermanende) maar belovende betekenis..

Het smaken (Hebrews 6:4, 1 Peter 2:3 v r het zien; want geestelijke ervaring leidt tot geestelijke kennis en omgekeerd..

Hij leert als David kennen, die als David lijdt.

Vers 9

9. Teth. Ondervindt dan ook, gij anderen, wat ik ervaren heb, opdat gij leert kennen, wat ik leerde kennen. Smaakt en ziet, dat de HEERE goed is voor dien, die op Hem wacht, en voor de ziel, die naar Hem vraagt (Klaagt. 3:25); welgelukzalig is de man, die op Hem betrouwt, want zulk een zal nooit tot schande worden (Psalms 31:2; Psalms 71:1).

Het "smaakt en ziet" nodigt als het ware tot een kostelijk maal, dat reeds lang gereed stond. De imperatieven hebben ene niet paraenetische (vermanende) maar belovende betekenis..

Het smaken (Hebrews 6:4, 1 Peter 2:3 v r het zien; want geestelijke ervaring leidt tot geestelijke kennis en omgekeerd..

Hij leert als David kennen, die als David lijdt.

Vers 10

10. Jod. Vreest den HEERE, gij Zijne heiligen! die u van de wereld afgezonderd hebt, en als volk van Zijn eigendom geroepen zijt, om Hem te dienen (1 Peter 2:9); want die Hem vrezen, hebben geen gebrek 1) (Psalms 33:18, Psalms 37:19).

1) Hier vermaant hij de gelovigen, opdat zij den deur van Gods genade mogen openen tot heiligheid en het beoefenen van de gerechtigheid. Wij weten hoe de mensen in het algemeen zich laten zien, dat men f tot bedrog, f tot schurkerij, f tot onrechtvaardige wreedheid geneigd is. Er kan hun niet iets geschieden of de begeerte prikkelt de gelovigen, om met de wolven te huilen in het bos. Maar opdat zij zich nu vrijhouden van alle onrecht en echter de publieke manier om te leven hen als een stormwind voortsleurt, menen zij, dat zij door de noodzakelijkheid genoeg verontschuldigd worden.

Deze beproevingen legt David nu een teugel aan.. 11. Caph. De jonge leeuwen, de machtigen en rijken (Job 4:10, ), lijden armoede, en hongeren, ondanks den groten voorraad, dien zij op onrechtvaardige wijze zamen brengen (Psalms 37:20), maar die den HEERE zoeken hebben geen gebrek aan enig goed, hoewel zij dikwijls veel moeten lijden (Psalms 34:20; Psalms 23:1,Psalms 23:4, Luke 22:35).

Dikwijls is het niet goed voor iemand om van aardse zegeningen omringd te zijn, gelijk sterke drank niet goed is voor zwakke hersenen. Ja, indien een, die God zoekt aan iets gebrek meent te hebben, kan hij er zeker van zijn, dat het niet goed voor hem is, en dan is het beter dat hij het mist dan dat hij het bezit. Welk verstandig mens zal klagen over het gemis van datgene, dat hem, zo hij het bezat, in plaats van voordelig, nadelig zou zijn? Het is gelijk een zwaard voor razenden, of een mes voor een kind. Gemis, als het geheiligd wordt, is een krachtig middel om in ons levensverbetering te wekken; het dringt tot gebed, het wendt van de wereldliefde af, het houdt ons steeds bereid tot den geestelijken strijd, het ontdekt of wij ware gelovigen of huichelaars zijn, het voorkomt, dat groter kwaad van zonde en straf tot ons komen, het maakt nederig, gelijkvormig aan Christus, ons hoofd, vermeerdert ons geloof, onze dankbaarheid, onze geestelijke wijsheid en desgelijks ons geduld.

Macht hebben en sterk zijn is niet genoegzaam om verzadigd te worden en welvaart te genieten. De leeuw, al staan hem muil en klauwen ten dienste, moet dikwijls gebrek hebben, terwijl de machteloze en ellendige, die gene andere toevlucht heeft dan bij den Heere, zich kan verzadigen..

12.

II. Psalms 34:12-Psalms 34:23. Op het loflied volgt ene onderwijzing: David wendt zich tot de gelovigen, spreekt die aan, en zegt, dat hij hun de kunst ook wil leren, hoe zij een rustig leven kunnen hebben en voor vijanden kunnen veilig zijn. Deze kunst bestaat in godsvrucht, en dat men zijnen mond wel beware, niets kwaads doe en den vrede najage; daarop zal volgen verhoring des gebeds, redding uit elk gevaar, de genadige tegenwoordigheid, bijwoning en troost Gods, den Beschermer van lichaam en van leven..

Vers 10

10. Jod. Vreest den HEERE, gij Zijne heiligen! die u van de wereld afgezonderd hebt, en als volk van Zijn eigendom geroepen zijt, om Hem te dienen (1 Peter 2:9); want die Hem vrezen, hebben geen gebrek 1) (Psalms 33:18, Psalms 37:19).

1) Hier vermaant hij de gelovigen, opdat zij den deur van Gods genade mogen openen tot heiligheid en het beoefenen van de gerechtigheid. Wij weten hoe de mensen in het algemeen zich laten zien, dat men f tot bedrog, f tot schurkerij, f tot onrechtvaardige wreedheid geneigd is. Er kan hun niet iets geschieden of de begeerte prikkelt de gelovigen, om met de wolven te huilen in het bos. Maar opdat zij zich nu vrijhouden van alle onrecht en echter de publieke manier om te leven hen als een stormwind voortsleurt, menen zij, dat zij door de noodzakelijkheid genoeg verontschuldigd worden.

Deze beproevingen legt David nu een teugel aan.. 11. Caph. De jonge leeuwen, de machtigen en rijken (Job 4:10, ), lijden armoede, en hongeren, ondanks den groten voorraad, dien zij op onrechtvaardige wijze zamen brengen (Psalms 37:20), maar die den HEERE zoeken hebben geen gebrek aan enig goed, hoewel zij dikwijls veel moeten lijden (Psalms 34:20; Psalms 23:1,Psalms 23:4, Luke 22:35).

Dikwijls is het niet goed voor iemand om van aardse zegeningen omringd te zijn, gelijk sterke drank niet goed is voor zwakke hersenen. Ja, indien een, die God zoekt aan iets gebrek meent te hebben, kan hij er zeker van zijn, dat het niet goed voor hem is, en dan is het beter dat hij het mist dan dat hij het bezit. Welk verstandig mens zal klagen over het gemis van datgene, dat hem, zo hij het bezat, in plaats van voordelig, nadelig zou zijn? Het is gelijk een zwaard voor razenden, of een mes voor een kind. Gemis, als het geheiligd wordt, is een krachtig middel om in ons levensverbetering te wekken; het dringt tot gebed, het wendt van de wereldliefde af, het houdt ons steeds bereid tot den geestelijken strijd, het ontdekt of wij ware gelovigen of huichelaars zijn, het voorkomt, dat groter kwaad van zonde en straf tot ons komen, het maakt nederig, gelijkvormig aan Christus, ons hoofd, vermeerdert ons geloof, onze dankbaarheid, onze geestelijke wijsheid en desgelijks ons geduld.

Macht hebben en sterk zijn is niet genoegzaam om verzadigd te worden en welvaart te genieten. De leeuw, al staan hem muil en klauwen ten dienste, moet dikwijls gebrek hebben, terwijl de machteloze en ellendige, die gene andere toevlucht heeft dan bij den Heere, zich kan verzadigen..

12.

II. Psalms 34:12-Psalms 34:23. Op het loflied volgt ene onderwijzing: David wendt zich tot de gelovigen, spreekt die aan, en zegt, dat hij hun de kunst ook wil leren, hoe zij een rustig leven kunnen hebben en voor vijanden kunnen veilig zijn. Deze kunst bestaat in godsvrucht, en dat men zijnen mond wel beware, niets kwaads doe en den vrede najage; daarop zal volgen verhoring des gebeds, redding uit elk gevaar, de genadige tegenwoordigheid, bijwoning en troost Gods, den Beschermer van lichaam en van leven..

Vers 12

12. Lamed. Komt, gij kinderen! hoort naar mij 1); ik zal U des HEEREN vreze leren, en u niet alleen tonen, wat zij is, maar voornamelijk ook de krachtigste gronden aanvoeren, die u daartoe moeten bewegen en opwekken.

1) Dit is de tedere aanspraak van den in Gods wegen ervaren meester aan allen en een iegelijk. Vergelijk Proverbs 1:8; Proverbs 10:15.

De Psalmist onderneemt de vreze des Heren te leren; deze sluit alle deugden van den godsdienst in. Wij moeten naarstig zijn, om deze bede aan ons en aan onze kinderen te leren. Laten de jeugdigen beginnen de vreze des Heren te leren, indien zij den waren troost en hierna het eeuwige leven begeren, zij zullen het gelukkigst zijn, die het vroegst beginnen zulk enen goeden meester te dienen.. Gij kent uwe aardse ouders, ja maar zorgt, dat gij uwe hemelse kent; Gij kent de vaders naar het vlees, maar zoekt den Vader der geest te kennen. Gij zijt ervaren, waarin ook, in de Odon van Horatius, de eclogae van Virgilius, de Oratie's van Cicero; maar o, zoek verstand te krijgen in David's Psalmen, in Salomo's Spreuken en de overige boeken der Heilige Schrift. Het Manna moest in den morgen verzameld worden. Aurora musis amica, de morgen is de vriend der Muzen. O ken uwen Schepper in uwe kindsheid. Die mij vroeg zoeken zullen mij vinden. (Proverbs 8:17).

Vers 12

12. Lamed. Komt, gij kinderen! hoort naar mij 1); ik zal U des HEEREN vreze leren, en u niet alleen tonen, wat zij is, maar voornamelijk ook de krachtigste gronden aanvoeren, die u daartoe moeten bewegen en opwekken.

1) Dit is de tedere aanspraak van den in Gods wegen ervaren meester aan allen en een iegelijk. Vergelijk Proverbs 1:8; Proverbs 10:15.

De Psalmist onderneemt de vreze des Heren te leren; deze sluit alle deugden van den godsdienst in. Wij moeten naarstig zijn, om deze bede aan ons en aan onze kinderen te leren. Laten de jeugdigen beginnen de vreze des Heren te leren, indien zij den waren troost en hierna het eeuwige leven begeren, zij zullen het gelukkigst zijn, die het vroegst beginnen zulk enen goeden meester te dienen.. Gij kent uwe aardse ouders, ja maar zorgt, dat gij uwe hemelse kent; Gij kent de vaders naar het vlees, maar zoekt den Vader der geest te kennen. Gij zijt ervaren, waarin ook, in de Odon van Horatius, de eclogae van Virgilius, de Oratie's van Cicero; maar o, zoek verstand te krijgen in David's Psalmen, in Salomo's Spreuken en de overige boeken der Heilige Schrift. Het Manna moest in den morgen verzameld worden. Aurora musis amica, de morgen is de vriend der Muzen. O ken uwen Schepper in uwe kindsheid. Die mij vroeg zoeken zullen mij vinden. (Proverbs 8:17).

Vers 13

13. Mem. a) Wie is de man, die lust heeft ten leven, die dagen lief heeft, om het goede te zien? Wie verlangt waarachtig gelukkig te zijn?

a) 1 Peter 3:10.

De zegen van het leven ligt niet in de lengte, maar in het gebruik. Hij leeft soms het langst, die het kortst leeft.

Vers 13

13. Mem. a) Wie is de man, die lust heeft ten leven, die dagen lief heeft, om het goede te zien? Wie verlangt waarachtig gelukkig te zijn?

a) 1 Peter 3:10.

De zegen van het leven ligt niet in de lengte, maar in het gebruik. Hij leeft soms het langst, die het kortst leeft.

Vers 14

14. Hun. Zeker wil ieder dezen zegen. Ik zal u dan het enige middel noemen, om dat geluk te verkrijgen. Bewaar uwe tong 1) van het kwaad, en uwe lippen van bedrog te spreken (James 1:26).

1) De tong staat in gemeenschap met het hart; zij openbaart naar buiten, wat er binnen in ons is. Bewaar uwe tong, wil dus zeggen: "Bewaar uw hart.".

Vers 14

14. Hun. Zeker wil ieder dezen zegen. Ik zal u dan het enige middel noemen, om dat geluk te verkrijgen. Bewaar uwe tong 1) van het kwaad, en uwe lippen van bedrog te spreken (James 1:26).

1) De tong staat in gemeenschap met het hart; zij openbaart naar buiten, wat er binnen in ons is. Bewaar uwe tong, wil dus zeggen: "Bewaar uw hart.".

Vers 15

15. Samech. Wijk af van het kwaad 1), en doe het goede (Psalms 37:27); zoek den vrede, en a) jaag dien na2).

a) Romans 12:18. 2 Corinthians 13:11. Hebrews 12:14.

1) Ga van het kwade weg. Houd er niet alleen uwe handen af, maar uzelven geheel en al. Leef niet naast het pesthuis, vermijd het hol van den leeuw, ontwijk het hol van den ander, Plaats een afstand tussen u en de verzoeking..

2) Daar het "Vreest God" geïndividualiseerd (in bijzonderheden verklaard) moet worden, worden de plichten jegens den naaste naar David's gewoonte in `t bijzonder op den voorgrond gesteld, omdat hier de huichelarij, die zo gaarne de belofte, welke haar niet toebehoort, zich toe-eigent, minder speelruimte vinde..

Vrede zoeken en dien najagen is meer dan dien niet verstoren en over tweedracht treuren en klagen, men moet zich op `t herstellen van den vrede toeleggen, er jacht op maken als op `t edelst wild..

Vers 15

15. Samech. Wijk af van het kwaad 1), en doe het goede (Psalms 37:27); zoek den vrede, en a) jaag dien na2).

a) Romans 12:18. 2 Corinthians 13:11. Hebrews 12:14.

1) Ga van het kwade weg. Houd er niet alleen uwe handen af, maar uzelven geheel en al. Leef niet naast het pesthuis, vermijd het hol van den leeuw, ontwijk het hol van den ander, Plaats een afstand tussen u en de verzoeking..

2) Daar het "Vreest God" geïndividualiseerd (in bijzonderheden verklaard) moet worden, worden de plichten jegens den naaste naar David's gewoonte in `t bijzonder op den voorgrond gesteld, omdat hier de huichelarij, die zo gaarne de belofte, welke haar niet toebehoort, zich toe-eigent, minder speelruimte vinde..

Vrede zoeken en dien najagen is meer dan dien niet verstoren en over tweedracht treuren en klagen, men moet zich op `t herstellen van den vrede toeleggen, er jacht op maken als op `t edelst wild..

Vers 16

16. Ain. a) De ogen des HEEREN zijn op de rechtvaardigen, en Zijne oren (Psalms 10:17, Psalms 17:1; Psalms 130:2) tot hun geroep. Hij ziet op hen en verhoort hun gebeden.

a) Job 36:7. Psalms 33:18. 1 Peter 3:12. Hij slaat Zijn oog op de rechtvaardigen met de grootste tederheid, zij zijn Hem zo dierbaar, dat Hij Zijne ogen niet van hen kan aftrekken; Hij bewaakt ieder van hen zo zorgvuldig en ijverig, alsof het `t enige schepsel in `t heelal ware. Ogen en oren zijn beide bij den Heere naar Zijne heiligen gekeerd; Zijn gehele hart is bij hen; zij zijn door anderen veracht, zij worden niet door Hem vergeten. Hun geroep hoort Hij aanstonds, even als ene moeder zonder twijfel haar ziek kindje hoort; het geschreeuw moge gebroken, klagend, ongelukkig, zwak, ongelovig zijn, het Vader-oor vangt aanstonds elk bewijs van klacht of geroep op, en Hij is niet traag in het beantwoorden van de stem Zijner kinderen..

Vers 16

16. Ain. a) De ogen des HEEREN zijn op de rechtvaardigen, en Zijne oren (Psalms 10:17, Psalms 17:1; Psalms 130:2) tot hun geroep. Hij ziet op hen en verhoort hun gebeden.

a) Job 36:7. Psalms 33:18. 1 Peter 3:12. Hij slaat Zijn oog op de rechtvaardigen met de grootste tederheid, zij zijn Hem zo dierbaar, dat Hij Zijne ogen niet van hen kan aftrekken; Hij bewaakt ieder van hen zo zorgvuldig en ijverig, alsof het `t enige schepsel in `t heelal ware. Ogen en oren zijn beide bij den Heere naar Zijne heiligen gekeerd; Zijn gehele hart is bij hen; zij zijn door anderen veracht, zij worden niet door Hem vergeten. Hun geroep hoort Hij aanstonds, even als ene moeder zonder twijfel haar ziek kindje hoort; het geschreeuw moge gebroken, klagend, ongelukkig, zwak, ongelovig zijn, het Vader-oor vangt aanstonds elk bewijs van klacht of geroep op, en Hij is niet traag in het beantwoorden van de stem Zijner kinderen..

Vers 17

17. Pe. Het aangezicht des HEEREN is daarentegen tegen degenen, die kwaad doen (vgl. 1 Peter 3:10-1 Peter 3:12), in toorn, om hun gedachtenis van de aarde uit te roeien (Job 18:17)

Vers 17

17. Pe. Het aangezicht des HEEREN is daarentegen tegen degenen, die kwaad doen (vgl. 1 Peter 3:10-1 Peter 3:12), in toorn, om hun gedachtenis van de aarde uit te roeien (Job 18:17)

Vers 18

18. Tsade. Zij 1), de rechtvaardigen, roepenuit de diepte van de aan zich zelf wanhopende ziel, en de HEERE hoort, en Hij redt hen uit al hun benauwdheden (Psalms 34:5, Psalms 34:7).

1) Dit woord slaat terug op Psalms 34:16, gelijk de dichter in `t algemeen vooral de rechtvaardigen in zijne gedachte heeft, en wat hij van de goddelozen zegt slechts als schaduw in aanmerking komt, die het licht te meer moet doen uitkomen..

Vers 18

18. Tsade. Zij 1), de rechtvaardigen, roepenuit de diepte van de aan zich zelf wanhopende ziel, en de HEERE hoort, en Hij redt hen uit al hun benauwdheden (Psalms 34:5, Psalms 34:7).

1) Dit woord slaat terug op Psalms 34:16, gelijk de dichter in `t algemeen vooral de rechtvaardigen in zijne gedachte heeft, en wat hij van de goddelozen zegt slechts als schaduw in aanmerking komt, die het licht te meer moet doen uitkomen..

Vers 19

19. Koph. a) De HEERE is gelijk een geneesheer de kranken, gelijk een herder de schapen, gelijk de leermeester de discipelen, als een vader de kinderen, als een verlosser de gevangenen, als een redder de bestredenen nabij de gebrokenen van harte, nabij hen, die door uit- en inwendige levenservaringen hun onmacht, ellende en zonde recht hebben leren kennen, en Hij behoudt de verslagenen van geest, de verslagenen ten opzichte van hun gemoed, waarin dus al het harde, al wat genade tegenstreeft, geweken is, en dat tot een zachteren grond geworden is, geschikt om het zaad te ontvangen.

a) 2 Timothy 3:11.

Gebroken harten menen, dat God verre van hen is, wanneer Hij juist het meest nabij is; hun ogen worden gehouden, dat zij Hem, hun besten vriend, niet zien. Inderdaad Hij is met hen en in hen, maar zij weten het niet. Zij lopen heen en weer, zoekende vrede in hun eigene werken, of in bevindingen, of in gesprekken en sluitredenen, terwijl de Heere nevens hen is en de eenvoudige daad des geloofs Hem zal openbaren..

Waren wij meer hopeloos, hulpeloos, meer wezen (Hosea 14:4), wij zouden meer genade vinden van des Heren Jezus hand. O dat God ons wilde doen ontwaken en dezen dag in de zonde slapende zielen wilde komen wakker schudden. O dat Zijn Woord mocht zijn als een bliksem, die de binnenzijde van uzelven liet zien. O arme zondaar! gij hebt een ondragelijken last van zonde en schuld op uwe ziel liggen, gereed om u neer te drukken in de hel, en toch gij gevoelt het niet, gij hebt den toorn Gods boven uw hoofd hangen wegens de kortheid van uw leven, zodat gij misschien geen jaar, misschien zelfs niet ene maand meer vrij blijft, maar gij ziet het niet, indien gij het zaagt, dan zoudt gij schreeuwen als eens in het veld van Borworth geroepen werd: "Een paard, een paard! een koninkrijk voor een paard!" Zo zoudt gij uitroepen: "Niemand dan Christus, niets dan Christus, tien duizend werelden voor Christus!" De vromen worden ten opzichte van hunnen gemoedstoestand nader beschreven: Zij komen in hun moeite niet met trotsheid, maar verlost van zelfvertrouwen tot Jehova..

O hoe veel beter is het toch van een verbroken hart en een verslagen geest te zijn, maar daarbij het opzicht en de bewaring des Heren ook over zijne beenderen te genieten, zodat er niet een verbroken wordt (Psalms 34:21), dan wanneer iemand hals en benen moeten verbroken worden, omdat hij niet wil, dat zijn hart gebogen worde.

Vers 19

19. Koph. a) De HEERE is gelijk een geneesheer de kranken, gelijk een herder de schapen, gelijk de leermeester de discipelen, als een vader de kinderen, als een verlosser de gevangenen, als een redder de bestredenen nabij de gebrokenen van harte, nabij hen, die door uit- en inwendige levenservaringen hun onmacht, ellende en zonde recht hebben leren kennen, en Hij behoudt de verslagenen van geest, de verslagenen ten opzichte van hun gemoed, waarin dus al het harde, al wat genade tegenstreeft, geweken is, en dat tot een zachteren grond geworden is, geschikt om het zaad te ontvangen.

a) 2 Timothy 3:11.

Gebroken harten menen, dat God verre van hen is, wanneer Hij juist het meest nabij is; hun ogen worden gehouden, dat zij Hem, hun besten vriend, niet zien. Inderdaad Hij is met hen en in hen, maar zij weten het niet. Zij lopen heen en weer, zoekende vrede in hun eigene werken, of in bevindingen, of in gesprekken en sluitredenen, terwijl de Heere nevens hen is en de eenvoudige daad des geloofs Hem zal openbaren..

Waren wij meer hopeloos, hulpeloos, meer wezen (Hosea 14:4), wij zouden meer genade vinden van des Heren Jezus hand. O dat God ons wilde doen ontwaken en dezen dag in de zonde slapende zielen wilde komen wakker schudden. O dat Zijn Woord mocht zijn als een bliksem, die de binnenzijde van uzelven liet zien. O arme zondaar! gij hebt een ondragelijken last van zonde en schuld op uwe ziel liggen, gereed om u neer te drukken in de hel, en toch gij gevoelt het niet, gij hebt den toorn Gods boven uw hoofd hangen wegens de kortheid van uw leven, zodat gij misschien geen jaar, misschien zelfs niet ene maand meer vrij blijft, maar gij ziet het niet, indien gij het zaagt, dan zoudt gij schreeuwen als eens in het veld van Borworth geroepen werd: "Een paard, een paard! een koninkrijk voor een paard!" Zo zoudt gij uitroepen: "Niemand dan Christus, niets dan Christus, tien duizend werelden voor Christus!" De vromen worden ten opzichte van hunnen gemoedstoestand nader beschreven: Zij komen in hun moeite niet met trotsheid, maar verlost van zelfvertrouwen tot Jehova..

O hoe veel beter is het toch van een verbroken hart en een verslagen geest te zijn, maar daarbij het opzicht en de bewaring des Heren ook over zijne beenderen te genieten, zodat er niet een verbroken wordt (Psalms 34:21), dan wanneer iemand hals en benen moeten verbroken worden, omdat hij niet wil, dat zijn hart gebogen worde.

Vers 20

20. Resch. a) Vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen 1), daar hij te zamen leeft met de goddelozen, die hem haten en vervolgen, en hij voor zich zelven nog de loutering en beproeving zozeer nodig heeft; maar uit alle die redt hem de HEERE, onder wiens bijzondere zorg hij staat.

a) 2 Timothy 3:12.

1) Mogen onze smarten vele in getal, hard van aard, lang van duur zijn, Gods genadegiften zijn talrijker, Zijne wijsheid is wondervoller, Zijne macht groter; Hij zal ons uit die alle bevrijden.

Wel onzer, dat het zo is! Want waren de vromen van elk bezwaar en van elke nood voor altijd vrij, hoe zouden de onreine begeerten ons van God aftrekken, hoe zou het geloof verflauwen, de aanroeping Gods ophouden en vleselijke gerustheid de overhand nemen..

Gods kinderen treft vaak nog meer kwaad dan de goddelozen, dan hen, die van God vervreemd, zijn vijanden zijn. Immers, zij delen niet slechts in het gemeen leed der aarde, zoals de zonde in de wereld inkwam, maar zij hebben bovendien de verdrukking en het lijden om Christus wil te verduren, en geen van Gods kinderen ontkomt aan de Vaderlijke roede der beproeving en kastijding tot hun heiliging. Daarom zijn hun tegenspoeden velen, meer dan der goddelozen..

Vers 20

20. Resch. a) Vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen 1), daar hij te zamen leeft met de goddelozen, die hem haten en vervolgen, en hij voor zich zelven nog de loutering en beproeving zozeer nodig heeft; maar uit alle die redt hem de HEERE, onder wiens bijzondere zorg hij staat.

a) 2 Timothy 3:12.

1) Mogen onze smarten vele in getal, hard van aard, lang van duur zijn, Gods genadegiften zijn talrijker, Zijne wijsheid is wondervoller, Zijne macht groter; Hij zal ons uit die alle bevrijden.

Wel onzer, dat het zo is! Want waren de vromen van elk bezwaar en van elke nood voor altijd vrij, hoe zouden de onreine begeerten ons van God aftrekken, hoe zou het geloof verflauwen, de aanroeping Gods ophouden en vleselijke gerustheid de overhand nemen..

Gods kinderen treft vaak nog meer kwaad dan de goddelozen, dan hen, die van God vervreemd, zijn vijanden zijn. Immers, zij delen niet slechts in het gemeen leed der aarde, zoals de zonde in de wereld inkwam, maar zij hebben bovendien de verdrukking en het lijden om Christus wil te verduren, en geen van Gods kinderen ontkomt aan de Vaderlijke roede der beproeving en kastijding tot hun heiliging. Daarom zijn hun tegenspoeden velen, meer dan der goddelozen..

Vers 21

21. Schin. Hij, de Heere, bewaart al zijne beenderen a); niet n van die wordt zonder Gods uitdrukkelijken wil en Zijne wijze beschikking gebroken 1).

a) Matthew 10:30. John 19:36.

1) De Christelijke lezer herinnert zich hierbij den Gekruisigde; inderdaad kan het profetische woord des O. Testaments, dat in John 19:33, aangehaald wordt, evenzo goed beschouwd worden uit onzen Psalm, als uit Exodus 12:46 genomen. Niet alleen het paaslam, maar enigermate ook al het lijden der rechtvaardigen is ene type (voorbeeld); niet alleen het wezen der godsdienstige symboliek (beeldspraak) wordt in Christus vervuld gezien; niet alleen de geschiedenis van Israël en van David recapituleert (herhaalt in `t kor 1) zich in Hem, niet alleen het menselijk lijden wordt bij Hem verdiept tot het diepste punt, maar ook alle den rechtvaardige gegevene beloften worden in Hem, in bijzondere mate vervuld, omdat Hij de Rechtvaardige is in den absoluutsten (volkomensten), de Heilige Gods in een enigen zin.. Het paaslam, waarvan geen been gebroken werd, schaduwde Christus af, van wiens lichaam geen been zou gebroken worden, en op dezelfden tijd schaduwde het vooraf de volkomen bewaring en veiligheid van Christus lichaam, de kerk.

Dit woord is volkomen vervuld in den Christus Gods, maar in zekeren zin ervaren alle gelovigen het. Het is ten slotte ene heerlijke gedachte, dat de vijand niet verder kan gaan en zal gaan, dan de Heere God het toelaat. Een zeker schrijver zegt dan ook terecht: "Er is altijd een uiterst punt, tot waar de vijand komen kan en verder niet. Het vlees van de gelovigen mag gewond, doorboord, ja verscheurd worden, maar tot het innerlijk beendergestel mag de vijand niet doordringen."

Vers 21

21. Schin. Hij, de Heere, bewaart al zijne beenderen a); niet n van die wordt zonder Gods uitdrukkelijken wil en Zijne wijze beschikking gebroken 1).

a) Matthew 10:30. John 19:36.

1) De Christelijke lezer herinnert zich hierbij den Gekruisigde; inderdaad kan het profetische woord des O. Testaments, dat in John 19:33, aangehaald wordt, evenzo goed beschouwd worden uit onzen Psalm, als uit Exodus 12:46 genomen. Niet alleen het paaslam, maar enigermate ook al het lijden der rechtvaardigen is ene type (voorbeeld); niet alleen het wezen der godsdienstige symboliek (beeldspraak) wordt in Christus vervuld gezien; niet alleen de geschiedenis van Israël en van David recapituleert (herhaalt in `t kor 1) zich in Hem, niet alleen het menselijk lijden wordt bij Hem verdiept tot het diepste punt, maar ook alle den rechtvaardige gegevene beloften worden in Hem, in bijzondere mate vervuld, omdat Hij de Rechtvaardige is in den absoluutsten (volkomensten), de Heilige Gods in een enigen zin.. Het paaslam, waarvan geen been gebroken werd, schaduwde Christus af, van wiens lichaam geen been zou gebroken worden, en op dezelfden tijd schaduwde het vooraf de volkomen bewaring en veiligheid van Christus lichaam, de kerk.

Dit woord is volkomen vervuld in den Christus Gods, maar in zekeren zin ervaren alle gelovigen het. Het is ten slotte ene heerlijke gedachte, dat de vijand niet verder kan gaan en zal gaan, dan de Heere God het toelaat. Een zeker schrijver zegt dan ook terecht: "Er is altijd een uiterst punt, tot waar de vijand komen kan en verder niet. Het vlees van de gelovigen mag gewond, doorboord, ja verscheurd worden, maar tot het innerlijk beendergestel mag de vijand niet doordringen."

Vers 22

22. Thau. De boosheid zal de goddelozen doden; in de strikken voor anderen gespannen zullen zij zelf vallen, de natuurlijke gevolgen der zonde zullen hen de bezoldiging doen vinden, al worden zij ook lang gespaard, en die den rechtvaardige haten, zullen schuldig verklaard worden, en zelf in `t verderf vallen (Psalms 5:11).

Vers 22

22. Thau. De boosheid zal de goddelozen doden; in de strikken voor anderen gespannen zullen zij zelf vallen, de natuurlijke gevolgen der zonde zullen hen de bezoldiging doen vinden, al worden zij ook lang gespaard, en die den rechtvaardige haten, zullen schuldig verklaard worden, en zelf in `t verderf vallen (Psalms 5:11).

Vers 23

23. De HEERE verlost daarentegen de ziel Zijner knechten, wanneer zij in ongeluk geraken, dat hen met den dood dreigt, en allen, die op Hem betrouwen, zullen niet schuldig verklaard worden, maar blijken onschuldigen te zijn, en als zodanig zullen zij verschoond blijven.

Wellicht is dit vers evenzeer ene liturgische bijvoeging, als Psalms 14:7; Psalms 25:22; ten minste komt hier, nadat de rij van de letters van `t Hebreeuwse Alfabet doorlopen is de Pe nog eens voor, terwijl het vers den inhoud van den Psalm nog eens in ene korte somma samenvat..

Vers 23

23. De HEERE verlost daarentegen de ziel Zijner knechten, wanneer zij in ongeluk geraken, dat hen met den dood dreigt, en allen, die op Hem betrouwen, zullen niet schuldig verklaard worden, maar blijken onschuldigen te zijn, en als zodanig zullen zij verschoond blijven.

Wellicht is dit vers evenzeer ene liturgische bijvoeging, als Psalms 14:7; Psalms 25:22; ten minste komt hier, nadat de rij van de letters van `t Hebreeuwse Alfabet doorlopen is de Pe nog eens voor, terwijl het vers den inhoud van den Psalm nog eens in ene korte somma samenvat..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 34". "Dächsel Bijbelverklaring". https://beta.studylight.org/commentaries/dut/dac/psalms-34.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile