Lectionary Calendar
Saturday, May 18th, 2024
Eve of Pentacost
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Deuteronomium 7

1 Wanneer de Heer, uw God, u gebracht zal hebben in het land, waarheen gij gaat om het in te nemen, en uitgeroeid zal hebben vele volken voor uwe ogen: de Hethieten, Girgasieten, Amorieten, Kananieten, Ferezieten, Hevieten en Jebusieten, zeven volken, die groter en sterker zijn dan gij;2 en wanneer de Heer, uw God, hen voor uw aangezicht zal gegeven hebben, dat gij hen slaat: zo zult gij hen verbannen, dat gij geen verbond met hen maakt en hun geen gunst bewijst.3 En gij zult u met hen niet vermaagschappen; uwe dochters zult gij niet geven aan hunne zonen, en hunne dochters zult gij niet nemen voor uwe zonen.4 Want zij zouden uwe zonen van Mij afvallig maken om andere goden te dienen; zo zou de toorn des Heren ontsteken tegen u en u plotseling verdelgen.5 Maar aldus zult gij met hen doen: hunne altaren zult gij omverwerpen, hunne zuilen verbreken, hunne bossen afhouwen, en hunne afgoden met vuur verbranden.6 Want gij zijt een heilig volk Gode uwen Heer. U heeft de Heer, uw God, verkoren tot een volk des eigendoms uit alle volken, die op de aarde zijn.7 Niet omdat gij talrijker waart dan alle andere volken, heeft de Heer u aangenomen en verkoren, want gij zijt het minste onder alle volken;8 maar omdat Hij u liefgehad heeft, en den eed hield, dien Hij uwen vaderen gezworen had, heeft Hij u uitgevoerd met een machtige hand, en heeft u verlost uit het diensthuis, uit de hand van Farao, den koning van Egypte.9 Zo zult gij nu weten, dat de Heer, uw God, God is, een getrouw God, die het verbond en de barmhartigheid houdt aan degenen, die Hem liefhebben en zijne geboden onderhouden, tot in duizend geslachten;10 en vergeldt een ieder dergenen, die Hem haten in zijn aangezicht, dat Hij hem ombrengt; en Hij stelt het niet uit, dat Hij dien vergeldt in zijn aangezicht, die Hem haat.11 Zo onderhoud nu de geboden en wetten en inzettingen, die ik u heden gebied, dat gij er naar doet.

12 En wanneer gij deze geboden hoort en die onderhoudt en er naar doet, zo zal de Heer, uw God, ook houden het verbond en de barmhartigheid, die Hij uwen vaderen gezworen heeft,13 en Hij zal u liefhebben en zegenen en vermenigvuldigen, en Hij zal de vrucht uws lichaams zegenen, en de vrucht uws lands, uw koren, uw most en uwe olie, de vrucht uwer koeien en de vrucht uwer schapen, in het land, hetwelk Hij uwen vaderen gezworen heeft u te zullen geven.14 Gezegend zult gij zijn boven alle volken; er zal niemand onvruchtbaar zijn onder u, noch onder uw vee.15 De Heer zal alle krankheid van u afwenden, en zal gene der kwade ziekten van Egypte, die gij kent, u doen overkomen, maar Hij zal die op al uwe haters leggen.16 Gij zult alle volken verteren, welke de Heer, uw God, u geven zal; gij zult hen niet verschonen en hunne goden niet dienen, want dat zou u ten valstrik zijn.17 Maar indien gij in uw hart zult zeggen: Dit volk is meerder dan ik, hoe kan ik hen verdrijven,18 zo vrees niet voor hen; gedenk wat de Heer, uw God, aan Farao en aan alle Egyptenaars gedaan heeft,19 door grote beproevingen, die uwe ogen gezien hebben, en door tekenen en wonderen, door een machtige hand en een uitgestrekten arm, met welke de Heer, uw God, u uitgevoerd heeft; alzo zal de Heer, uw God, doen aan alle volken, voor welke gij vreest.20 Ook zal de Heer, uw God, landplagen onder hen zenden, totdat omgebracht worde hetgeen overig is en wat zich voor u verbergt.21 Verschrik niet voor hen; want de Heer, uw God, is onder u, een groot en vreeselijk God.22 Hij, de Heer, uw God, zal deze lieden uitroeien voor u, allengs na elkander; gij kunt hen niet schielijk verdelgen, opdat de dieren op het veld zich niet tegen u vermenigvuldigen.23 De Heer, uw God, zal hen voor uw aangezicht overleveren, en zal hen met grote slagen verslaan, tot Hij hen heeft uitgedelgd.24 En Hij zal hunne koningen in uwe hand geven, en gij zult hunnen naam uitdelgen van onder den hemel; niemand zal u wederstaan, totdat gij hen hebt uitgedelgd.25 De beelden hunner goden zult gij met vuur verbranden, en zult niet begeren of tot u nemen het zilver of goud, dat daarin is, opdat gij er niet door verstrikt wordt; want dat is den Heer, uwen God, een gruwel.26 Daarom zult gij dien gruwel niet in uw huis brengen, opdat gij niet wordt verbannen, gelijk datgene is: maar gij zult een walg en een afschuw daarvan hebben, want het is verbannen.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile