Lectionary Calendar
Thursday, May 23rd, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Klaagliederen 1

1 Hoe ligt de stad, die vol volk was, zo woest; zij is als een weduwe; zij, die ene vorstin onder de volken, ene koningin in de landen was, moet nu dienen.2 Zij weent des nachts, dat haar de tranen langs de wangen lopen; niemand is er onder al hare vrienden, die haar troost; al hare naburen handelen trouweloos met haar, en zijn hare vijanden geworden.3 Juda is gevankelijk weggevoerd in ellende en zware dienstbaarheid; het woont onder de volken, en vindt geen rust, al zijne vervolgers behandelen het kwalijk.4 De wegen naar Sion liggen woest, want niemand komt tot het feest; al hare poorten staan ledig; hare priesters zuchten; hare jonkvrouwen zien er jammerlijk uit, en zij zelve is bedroefd.5 Hare tegenpartijders hebben de overhand; haar vijanden gaat het wl; want de Heer heeft haar vol jammer gemaakt wegens hare grote zonde; en hare kinderen zijn gevankelijk voor de vijanden uitgetrokken.6 Al het sieraad van Sions dochter is weg; hare vorsten zijn als de herten, die geen weide vinden, en afgemat voor den vervolger uitgaan.7 Jeruzalem gedenkt in dezen tijd. hoe ellendig en verlaten zij is, en hoeveel goeds zij van ouds af gehad heeft; hoe haar volk ter neder ligt onder de vijanden, en niemand haar helpt: hare vijanden zien haar aan, en spotten met hare sabbatten.8 Jeruzalem heeft gezondigd, daarom moet zij zijn gelijk ene onreine; allen, die haar eerden, versmaden haar nu, dewijl zij hare schande zien; maar zij zucht, en heeft zich omgekeerd.9 Hare onreinheid kleeft aan hare zomen; zij had het niet gedacht, dat het haar ten laatste zo zou gaan; zij is schrikkelijk diep gedaald, en heeft niemand, die haar troost. Ach Heer, zie mijne ellende aan, want de vijand is zeer overmoedig.10 De vijand heeft zijne hand aan al hare kleinodin gelegd; ja, zij moest het aanzien, dat de heidenen in haar heiligdom gingen, van welke Gij geboden hadt, dat zij in uwe gemeente niet zouden komen.11 Al haar volk zucht, en gaat om brood: zij geven hunne kleinodin voor spijs om de ziel te verkwikken. Ach Heer, zie toch en aanschouw, hoe verachtelijk ik geworden ben.

12 U allen zeg ik, gij die voorbijgaat: Aanschouwt toch en ziet, of er ene smart is gelijk aan de smart, die mij getroffen heeft; want de Heer heeft mij vol jammer gemaakt op den dag van zijnen grimmigen toorn.13 Hij heeft een vuur gezonden uit de hoogte in mijne beenderen, en het geweldig laten worden; Hij heeft voor mijne voeten een net gesteld, en mij achterwaarts gedreven; Hij heeft mij tot ene woestijn gemaakt, dat ik dagelijks moet treuren.14 Door zijne straf zijn mijne zware zonden ontwaakt, en in menigte mij op den hals gelegd, zodat mij al mijne kracht vergaan is; de Heer heeft mij zo toegericht, dat ik niet kan opkomen.15 De Heer heeft al mijne helden, die ik had, ter aarde vertrapt; Hij heeft over mij ene bijeenkomst doen uitroepen, om mijne jonge manschap te verderven; de Heer heeft de wijnpers der jonkvrouw, der dochter van Juda, getreden.16 Daarom ween ik, en mijne ogen vloeien van water; omdat de trooster, die mijne ziel verkwikken zou, verre van mij is; mijne kinderen zijn weg, want de vijand heeft de overhand gekregen.17 Sion strekt hare handen uit, en er is niemand, die haar vertroost; de Heer heeft aan Jakobs vijanden rondom hem geboden, dat Jeruzalem onder hen moet zijn als ene onreine.18 De Heer is rechtvaardig, want ik ben zijnen mond ongehoorzaam geweest; hoort, alle volken, en aanschouwt mijne smart; mijne jonge dochters en mijne jongelingen zijn in gevangenschap gegaan.19 Ik riep mijn vrienden toe, maar zij hebben mij bedrogen; mijne priesters en oudsten zijn in de stad versmacht; want zij gaan om brood, opdat zij hunne ziel verkwikken.20 Ach Heer, zie toch, hoe benauwd ik ben; mijn binnenste doet wee; mijn hart keert zich in mij om, want ik ben zeer diep bedroefd; van buiten heeft het zwaard en van binnen heeft de dood mij tot weduwe gemaakt.21 Men hoort, hoe ik zucht, maar ik heb geen trooster; al mijne vijanden horen mijn ongeluk, en verheugen zich, dat Gij dit doet. Dat de dag kome, dien Gij uitroept, dat het hun gaan zal zoals mij.22 Laat al hunne boosheid Vr U komen, en richt hen toe, zoals Gij mij om al mijne misdaad toegericht hebt; want mijne zuchten zijn vele en mijn hart is bedroefd.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile