Lectionary Calendar
Thursday, May 23rd, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Klaagliederen 2

1 Hoe heeft de Heer de dochter van Sion met zijnen toorn omwolkt! Hij heeft Israls heerlijkheid van den hemel ter aarde geworpen; Hij heeft niet gedacht aan zijne voetbank ten dage zijns toorns.2 De Heer heeft alle woningen van Jakob zonder barmhartigheid verdelgd; Hij heeft de vestingen van Juda's dochter afgebroken in zijne grimmigheid en ze geslecht; Hij heeft haar koninkrijk en hare vorsten ontheiligd.3 Hij heeft den gehelen hoorn van Isral in zijnen grimmigen toorn verbroken; Hij heeft zijne rechterhand teruggetrokken, toen de vijand kwam, en heeft in Jakob een vuur ontstoken, dat van rondom verteert.4 Hij heeft zijnen boog gespannen als een vijand; zijne rechterhand heeft Hij gevoerd als een tegenpartijder, en heeft omgebracht alwat aangenaam was om aan te zien, en zijne grimmigheid uitgestort als een vuur in de hut der dochter van Sion.5 De Heer is als een vijand; Hij heeft Isral verdelgd; Hij heeft al zijne paleizen verdelgd, en heeft zijne vestingen vernield: Hij heeft de dochter van Juda met klachten en leed vervuld.6 Hij heeft zijne tent omgewroet als een hof, en zijne woning vernield; de Heer heeft Sion feestdag en sabbat doen vergeten, en in zijnen grimmigen toorn den koning en den priester smadelijk verworpen.7 De Heer heeft zijn altaar verworpen, zijn heiligdom verbannen; Hij heeft de muren harer paleizen overgegeven in de handen des vijands, dat zij in het huis des Heren gejuicht hebben als op een feestdag.8 De Heer heeft gedacht de muren van Sions dochter te vernielen; Hij heeft het meetsnoer getrokken, en zijne hand niet afgewend, voordat Hij ze verdelgd had; de borstweringen staan droevig, en de muur ligt jammerlijk terneder.9 Hare poorten liggen diep in de aarde; Hij heeft hare grendels verbroken en vernield; haar koning en hare vorsten zijn onder de heidenen, waar zij de wet niet kunnen waarnemen, en hare profeten geen gezicht meer hebben van den Heer.

10 De oudsten van Sions dochter liggen op de aarde en zwijgen stil; zij werpen stof op hunne hoofden en hebben zakken aangetrokken; de jonkvrouwen van Jeruzalem laten hare hoofden ternederhangen.11 Ik heb mijne ogen bijna uitgeweend, mijn binnenste doet wee; mijn lever is op de aarde uitgeschud over den jammer der dochter mijns volks, omdat de zuigelingen en onmondigen op de straten der stad versmachten.12 Zij zeggen tot hunne moeders: Waar is brood en wijn? Zij versmachten op de straten der stad als dodelijk gewonden, en geven den geest in de armen hunner moeders.13 O dochter van Jeruzalem, wat zal ik van u getuigen, en waarbij zal ik u vergelijken? O jonkvrouw, dochter van Sion, waarmede zal ik u vergelijken, opdat ik u trooste? Want uwe breuk is zo groot als ene zee, wie kan u helen?14 Uwe profeten hebben u ijdele en dwaze gezichten gepredikt, en uwe misdaad u niet geopenbaard, waarmede zij uwe gevangenschap zouden afgewend hebben, maar zij hebben u ijdele prediking gepredikt, opdat zij u het land uit predikten.15 Allen, die voorbijgaan, klappen in de handen, fluiten en schudden het hoofd over de dochter van Jeruzalem: Is dit die stad, van welke men zeide: Zij is de allerschoonste, over welke de gehele wereld zich verblijdt?16 Al uwe vijanden sperren hunnen mond tegen u op; zij fluiten en laten u de tanden zien, en zeggen: Wij hebben ze verdelgd; ha, dit is de dag, dien wij begeerd hebben; wij hebben het verkregen, wij hebben het beleefd.17 De Heer heeft gedaan hetgeen Hij voorhad; Hij heeft zijn woord vervuld, hetwelk Hij lang tevoren gesproken had; Hij heeft zonder barmhartigheid vernield; Hij heeft den vijand over u verblijd, en den hoorn van uwe tegenpartijders verhoogd.18 Hun hart kreet tot den Heer: O muur van Sions dochter, laat dag en nacht tranen afvloeien als ene beek; houd niet op, en uw oogappel geve zich geen rust.19 Sta bij nacht op en jammer; schud uw hart in de eerste morgenwake voor den Heer uit als water; hef uwe handen tot Hem op voor het leven uwer jonge kinderen, die van honger versmachten aan den ingang van alle straten.20 Heer, aanschouw en zie toch wie Gij zo verdorven hebt: zullen dan vrouwen hare vrucht eten, de kinderkens, die op de armen gedragen worden? Zullen dan de priesters en de profeten in het heiligdom des Heren gedood worden?21 De jongen en de ouden liggen in de straten ter aarde; mijne jonkvrouwen en mijne jongelingen zijn door het zwaard gevallen; Gij hebt gedood op den dag uws toorns; Gij hebt zonder barmhartigheid geslacht.22 Gij hebt mijne vijanden van rondom saamgeroepen als tot een feestdag, dat er niemand in den dag van den toorn des Heren ontkomen noch overgebleven is; die ik opgevoed en grootgebracht heb, heeft de vijand verdelgd.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile