Lectionary Calendar
Sunday, June 2nd, 2024
the Week of Proper 4 / Ordinary 9
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Spreuken 24

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 24

Proverbs 24:1.

OVER HET GEDULD EN DE VERDRAAGZAAMHEID.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 24

Proverbs 24:1.

OVER HET GEDULD EN DE VERDRAAGZAAMHEID.

Vers 1

1. Zijt a) niet nijdig over de boze lieden, benijd hun het schijngeluk niet, dat hun goddeloosheid hun aanbrengt, en laat u niet gelusten, om bij hen te zijn.

a) Psalms 37:1. Proverbs 3:31; Proverbs 23:17.

Wees niet verdrietig over uw moeilijk en kommervol leven, opdat gij er niet toe verleid wordt, de goddelozen in hun gemakkelijk leven na te volgen.

Vers 1

1. Zijt a) niet nijdig over de boze lieden, benijd hun het schijngeluk niet, dat hun goddeloosheid hun aanbrengt, en laat u niet gelusten, om bij hen te zijn.

a) Psalms 37:1. Proverbs 3:31; Proverbs 23:17.

Wees niet verdrietig over uw moeilijk en kommervol leven, opdat gij er niet toe verleid wordt, de goddelozen in hun gemakkelijk leven na te volgen.

Vers 2

2. Want hun hart bedenkt verwoesting van de heilige verordeningen Gods, (Proverbs 1:11 vv.) a) en hun lippen spreken moeite: hoe schoon hun taal ook zijn moge, zij leggen het toe op het tijdelijk en eeuwig verderf van anderen.

a) Psalms 10:7.

Vers 2

2. Want hun hart bedenkt verwoesting van de heilige verordeningen Gods, (Proverbs 1:11 vv.) a) en hun lippen spreken moeite: hoe schoon hun taal ook zijn moge, zij leggen het toe op het tijdelijk en eeuwig verderf van anderen.

a) Psalms 10:7.

Vers 3

3. Weet: slechts door wijsheid, welke steeds met godsvrucht gepaard gaat, wordt een huis, het geluk ener familie of van een staat duurzaam gebouwd, en slechts door verstandigheid, door de kennis der goddelijke waarheid en gerechtigheid en hare onderscheiding van de leugen en ongerechtigheid der wereld deszelfs geluk en welvaart bevestigd;

Vers 3

3. Weet: slechts door wijsheid, welke steeds met godsvrucht gepaard gaat, wordt een huis, het geluk ener familie of van een staat duurzaam gebouwd, en slechts door verstandigheid, door de kennis der goddelijke waarheid en gerechtigheid en hare onderscheiding van de leugen en ongerechtigheid der wereld deszelfs geluk en welvaart bevestigd;

Vers 4

4. En door wetenschap, zo als de wijsheid die geeft, worden de binnenkameren van een huis vervuld met alle kostelijk en lieflijk goed, hetwelk door Gods zegen verkregen wordt.

Men houdt het voor een groot geluk, wanneer de kameren van het huis met goud gevuld worden; maar nog veel schoner is het, wanneer de kameren des harten met de schatten van hemelse wijsheid en deugd vervuld zijn.

Sommige oprechte vromen gaat het niet voorspoedig in de wereld, omdat hun omzichtig bestuur en kundig oordeel in de regeling derzelve ontbreekt, terwijl anderen, die dit laatste bezitten, niet voorspoedig zijn, uit hoofde van gebrek aan eerlijkheid en voorkomendheid, of omdat zij te veel op hun eigen verstand steunen en God niet erkennen in hun wegen. Die beide moeten derhalve samen gaan, om een wijs mens uit te maken..

Vers 4

4. En door wetenschap, zo als de wijsheid die geeft, worden de binnenkameren van een huis vervuld met alle kostelijk en lieflijk goed, hetwelk door Gods zegen verkregen wordt.

Men houdt het voor een groot geluk, wanneer de kameren van het huis met goud gevuld worden; maar nog veel schoner is het, wanneer de kameren des harten met de schatten van hemelse wijsheid en deugd vervuld zijn.

Sommige oprechte vromen gaat het niet voorspoedig in de wereld, omdat hun omzichtig bestuur en kundig oordeel in de regeling derzelve ontbreekt, terwijl anderen, die dit laatste bezitten, niet voorspoedig zijn, uit hoofde van gebrek aan eerlijkheid en voorkomendheid, of omdat zij te veel op hun eigen verstand steunen en God niet erkennen in hun wegen. Die beide moeten derhalve samen gaan, om een wijs mens uit te maken..

Vers 5

5. Dat moet immers zo zijn; want a) een wijs man is sterk, om iets deugdelijks en duurzaams tot stand te brengen; en een man van wetenschap, wiens oog door God verlicht is (Proverbs 18:15 ), maakt de kracht vast.

a) Proverbs 21:22.

Doorzicht en overleg verschaffen het overwicht op bloot uitwendige kracht, en de vreze Gods, het beginsel der wijsheid, gaat met de hulp des Heeren gepaard. (Ecclesiastes 9:16) Hoe zou dan het huis eens wijzen ten onder gaan?. 6. Daarom, waar iets moeilijks te volbrengen is, iets, dat slechts door de overwinning van grote hinderpalen te bereiken is, daar wordt het minst met stoffelijke kracht gedaan; a) want door wijze raadslagen, in overleg met den Heere zult gij voor u den krijg, waartoe ieder voor zich geroepen is, voeren; en in de veelheid der godsvruchtige en wijze raadgevers, niet door de menigte van paarden en wagenen, is de overwinning; want dit is de overwinning, die de wereld overwint, namelijk ons geloof.

a) Proverbs 11:14; Proverbs 15:22; Proverbs 20:18,.

Vers 5

5. Dat moet immers zo zijn; want a) een wijs man is sterk, om iets deugdelijks en duurzaams tot stand te brengen; en een man van wetenschap, wiens oog door God verlicht is (Proverbs 18:15 ), maakt de kracht vast.

a) Proverbs 21:22.

Doorzicht en overleg verschaffen het overwicht op bloot uitwendige kracht, en de vreze Gods, het beginsel der wijsheid, gaat met de hulp des Heeren gepaard. (Ecclesiastes 9:16) Hoe zou dan het huis eens wijzen ten onder gaan?. 6. Daarom, waar iets moeilijks te volbrengen is, iets, dat slechts door de overwinning van grote hinderpalen te bereiken is, daar wordt het minst met stoffelijke kracht gedaan; a) want door wijze raadslagen, in overleg met den Heere zult gij voor u den krijg, waartoe ieder voor zich geroepen is, voeren; en in de veelheid der godsvruchtige en wijze raadgevers, niet door de menigte van paarden en wagenen, is de overwinning; want dit is de overwinning, die de wereld overwint, namelijk ons geloof.

a) Proverbs 11:14; Proverbs 15:22; Proverbs 20:18,.

Vers 7

7. De goddeloze kan daarom in geen enkelen strijd op overwinning hopen; want a) alle wijsheid, zo als zij in een strijd noodzakelijk is, is voor den dwaze te hoog, dan dat hij ze met zijn verstand bevatten en met zijne zinnelijke ogen hare schoonheid zou kunnen opmerken, hij zaldaarom in de poort, bij de openbare behandeling ener rechtszaak, of bij beraadslagingen, waar het op wijzen, overtuigenden raad aankomt, en voor ijdel, pralend gesnap gene plaats is, zijnen mond niet opendoen, daar openbaren zich spoedig zijne onkunde en dwaasheid; hoe zal hij dan hopen, zich tegen zijne vijanden te kunnen beschermen en die te overwinnen.

a) Proverbs 14:6.

Vers 7

7. De goddeloze kan daarom in geen enkelen strijd op overwinning hopen; want a) alle wijsheid, zo als zij in een strijd noodzakelijk is, is voor den dwaze te hoog, dan dat hij ze met zijn verstand bevatten en met zijne zinnelijke ogen hare schoonheid zou kunnen opmerken, hij zaldaarom in de poort, bij de openbare behandeling ener rechtszaak, of bij beraadslagingen, waar het op wijzen, overtuigenden raad aankomt, en voor ijdel, pralend gesnap gene plaats is, zijnen mond niet opendoen, daar openbaren zich spoedig zijne onkunde en dwaasheid; hoe zal hij dan hopen, zich tegen zijne vijanden te kunnen beschermen en die te overwinnen.

a) Proverbs 14:6.

Vers 8

8. Die denkt, er zich op toelegt, om anderen kwaad te doen, dien zal men een meester van schandelijke verdichtselen noemen. 1)

1) Een mens van schandelijke verdichtselen, is wat wij met een uitheems woord noemen, een intrigant. Was in de vorige verzen van de wijsheid, die uit God is, gesproken, hier wordt gewezen op de wijsheid, die uit Satan is, op de demonische wijsheid.

Vers 8

8. Die denkt, er zich op toelegt, om anderen kwaad te doen, dien zal men een meester van schandelijke verdichtselen noemen. 1)

1) Een mens van schandelijke verdichtselen, is wat wij met een uitheems woord noemen, een intrigant. Was in de vorige verzen van de wijsheid, die uit God is, gesproken, hier wordt gewezen op de wijsheid, die uit Satan is, op de demonische wijsheid.

Vers 9

9. De gedachte der dwaasheid is zonde, ook dan, wanneer de dwaas met voorzichtigheid en bedachtzaamheid te werk gaat, brengt hij niets dan kwaad te voorschijn; want hij wil niets weten van de goddelijke waarheid en wijsheid, die alleen rechtvaardig leert handelen, en een spotter, die niet alleen uit onverschilligheid, maar met bewustzijn zich vijandig tegen de waarheid en het recht Gods overstelt, is den mens een gruwel; want hij voert zijne boze plannen met geestkracht en sluwheid uit.

Ofschoon door het woord "gedachte" veeltijds daden moet verstaan worden, zo is toch ook reeds de inwendige bedenking van het kwaad, voordat die nog openbaar is geworden door dadelijke ongerechtigheid, in Gods ogen zonde en daarom door Hem gehaat.

Vers 9

9. De gedachte der dwaasheid is zonde, ook dan, wanneer de dwaas met voorzichtigheid en bedachtzaamheid te werk gaat, brengt hij niets dan kwaad te voorschijn; want hij wil niets weten van de goddelijke waarheid en wijsheid, die alleen rechtvaardig leert handelen, en een spotter, die niet alleen uit onverschilligheid, maar met bewustzijn zich vijandig tegen de waarheid en het recht Gods overstelt, is den mens een gruwel; want hij voert zijne boze plannen met geestkracht en sluwheid uit.

Ofschoon door het woord "gedachte" veeltijds daden moet verstaan worden, zo is toch ook reeds de inwendige bedenking van het kwaad, voordat die nog openbaar is geworden door dadelijke ongerechtigheid, in Gods ogen zonde en daarom door Hem gehaat.

Vers 10

10. Vertoont gij u slap en weifelend ten dage deruit- en inwendige benauwdheid, die de Heere juist tot beproeving van uwe sterkte in God, uw geduld en geloofsvertrouwen u toezendt, uwe kracht is nauw en uw moed en vertrouwen op God worden meer en meer verlamd.

De mens vermag, wanneer hij in tijden van gevaar zijne krachten moedig bijeen verzamelt, meer dan hij gewoonlijk denkt. Eerst dan, wanneer men in het gevaar eenmaal zwak is geweest, komt onze kracht zelf in gevaar zwak te worden. Hoe vele gelovige Christenen zijn reeds daardoor ten onder gegaan en ten laatste met een gebroken hart gestorven, omdat zij begonnen zwak en laf te worden, toen het er op aankwam, tegen den afstand van aardse goederen, van de gunst en eer der wereld, voor hunnen Heere en Zijne zaak moedig uit te komen; toen zij de verzoeking krachtig hadden moeten weerstaan, en liever alles hadden moeten verlaten, dan hunnen Heere te verloochenen, en met de verzaking van ook slechts een gedeelte der waarheid enen vrede te sluiten, die hun wel is waar enen tijdlang rust en het onaangevochten bezit der aardse goederen verzekerde, maar waarover zij zich toch niet met een dankbaar hart voor God konden verblijden, omdat zij de goden dezer wereld met hunnen Heere gelijk gesteld hadden..

In den dag des kwaads, der tegenspoeden en der benauwdheid is men gereed, om weldra te bezwijken, moedeloos te worden, te verflauwen, van ons werk af te laten en aan hulp en troost te wanhopen. Onze geest zinkt neer, onze handen worden slap, onze knieën knikken en buigen onder ons, en wij zijn buiten staat, om iets nuttig, te verrichten. Menigmaal zijn zij, die het best gemoedigd en vrolijkst zijn in voorspoed en welstand, de treurigste en neerslachtigste, als hun iets dreigt of tegenloopt..

Vers 10

10. Vertoont gij u slap en weifelend ten dage deruit- en inwendige benauwdheid, die de Heere juist tot beproeving van uwe sterkte in God, uw geduld en geloofsvertrouwen u toezendt, uwe kracht is nauw en uw moed en vertrouwen op God worden meer en meer verlamd.

De mens vermag, wanneer hij in tijden van gevaar zijne krachten moedig bijeen verzamelt, meer dan hij gewoonlijk denkt. Eerst dan, wanneer men in het gevaar eenmaal zwak is geweest, komt onze kracht zelf in gevaar zwak te worden. Hoe vele gelovige Christenen zijn reeds daardoor ten onder gegaan en ten laatste met een gebroken hart gestorven, omdat zij begonnen zwak en laf te worden, toen het er op aankwam, tegen den afstand van aardse goederen, van de gunst en eer der wereld, voor hunnen Heere en Zijne zaak moedig uit te komen; toen zij de verzoeking krachtig hadden moeten weerstaan, en liever alles hadden moeten verlaten, dan hunnen Heere te verloochenen, en met de verzaking van ook slechts een gedeelte der waarheid enen vrede te sluiten, die hun wel is waar enen tijdlang rust en het onaangevochten bezit der aardse goederen verzekerde, maar waarover zij zich toch niet met een dankbaar hart voor God konden verblijden, omdat zij de goden dezer wereld met hunnen Heere gelijk gesteld hadden..

In den dag des kwaads, der tegenspoeden en der benauwdheid is men gereed, om weldra te bezwijken, moedeloos te worden, te verflauwen, van ons werk af te laten en aan hulp en troost te wanhopen. Onze geest zinkt neer, onze handen worden slap, onze knieën knikken en buigen onder ons, en wij zijn buiten staat, om iets nuttig, te verrichten. Menigmaal zijn zij, die het best gemoedigd en vrolijkst zijn in voorspoed en welstand, de treurigste en neerslachtigste, als hun iets dreigt of tegenloopt..

Vers 11

11. Daarom maak u op en wees bezield met een heiligen moed tot den strijd tegen elke ongerechtigheid; a) red degenen, die ter dood gegrepen zijn; 1) stel alle middelen in het werk tot behoud van hun eer en hun leven; want zij wankelen ter doding, zij staan op het punt om voor altijd om te komen, zo gij u onthoudt.

a) Psalms 82:4.

Bedien u niet van de uitvluchten, welke de lafhartigheid in zulke gevallen dikwijls bij de hand neemt..

1) Ter dood gegrepen wil zeggen, door de Overheid in staat van beschuldiging gesteld en ter dood veroordeeld. Komt nu Salomo hier op tegen het ter dood brengen? Komt de wijsheid tegen het recht van de Overheid op, om het zwaard te gebruiken? In genen dele. De doodstraf is een door God zelven ingestelde straf, maar enkel en alleen, wanneer iemand des mensen bloed heeft vergoten. Wel gold voor Israël nog in bijzondere gevallen de straf des doods, maar wat tot Noach gesproken werd, gold het ganse menselijke geslacht. Hij was de tweede stamvader van het menselijke geslacht. Elke Overheid, die zich dat recht laat ontnemen, het zwaard in de schede steekt, verzwakt haar eigen gezag, terwijl zij ingaat tegen Gods ordinantiën.

Maar al is het een eis van Gods rechtvaardigheid, aan de andere zijde is het ook de leer der Schrift, dat genade voor recht gaat, dat genade kan en mag bewezen worden. Zulk ene genade, die het recht erkent. En daarop wijst hier de H. Schrift. Want er wordt hier niet, zoals velen willen, gesproken, alleen van onschuldig ter dood veroordeelden of valselijk aangeklaagden, maar in het algemeen wordt hier gesproken van ter dood gegrepenen, zonder onderscheid. En nu luidt hier de vermaning om alles in het werk te stellen, om ware het mogelijk, dezulken te redden, hetzij door hun onschuld te bewijzen, hetzij door het pardon voor hen te vragen. Men moet ook niet vergeten, dat de macht van het zwaard in sommige eeuwen op ontzettende wijze is misbruikt, zo misbruikt, dat een Augustinus zelfs zich tegen de doodstraf heeft verklaard en Ambrosius, aan een Christelijk rechter, die het vonnis des doods over iemand had uitgesproken, den toegang tot het Avondmaal weigerde. Wat natuurlijk niet te verdedigen was, hoewel wel te verklaren uit het feit, dat de Overheid van die eeuwen velen op onbillijke wijze, om des geloofs wille, ter dood had gebracht.

Vers 11

11. Daarom maak u op en wees bezield met een heiligen moed tot den strijd tegen elke ongerechtigheid; a) red degenen, die ter dood gegrepen zijn; 1) stel alle middelen in het werk tot behoud van hun eer en hun leven; want zij wankelen ter doding, zij staan op het punt om voor altijd om te komen, zo gij u onthoudt.

a) Psalms 82:4.

Bedien u niet van de uitvluchten, welke de lafhartigheid in zulke gevallen dikwijls bij de hand neemt..

1) Ter dood gegrepen wil zeggen, door de Overheid in staat van beschuldiging gesteld en ter dood veroordeeld. Komt nu Salomo hier op tegen het ter dood brengen? Komt de wijsheid tegen het recht van de Overheid op, om het zwaard te gebruiken? In genen dele. De doodstraf is een door God zelven ingestelde straf, maar enkel en alleen, wanneer iemand des mensen bloed heeft vergoten. Wel gold voor Israël nog in bijzondere gevallen de straf des doods, maar wat tot Noach gesproken werd, gold het ganse menselijke geslacht. Hij was de tweede stamvader van het menselijke geslacht. Elke Overheid, die zich dat recht laat ontnemen, het zwaard in de schede steekt, verzwakt haar eigen gezag, terwijl zij ingaat tegen Gods ordinantiën.

Maar al is het een eis van Gods rechtvaardigheid, aan de andere zijde is het ook de leer der Schrift, dat genade voor recht gaat, dat genade kan en mag bewezen worden. Zulk ene genade, die het recht erkent. En daarop wijst hier de H. Schrift. Want er wordt hier niet, zoals velen willen, gesproken, alleen van onschuldig ter dood veroordeelden of valselijk aangeklaagden, maar in het algemeen wordt hier gesproken van ter dood gegrepenen, zonder onderscheid. En nu luidt hier de vermaning om alles in het werk te stellen, om ware het mogelijk, dezulken te redden, hetzij door hun onschuld te bewijzen, hetzij door het pardon voor hen te vragen. Men moet ook niet vergeten, dat de macht van het zwaard in sommige eeuwen op ontzettende wijze is misbruikt, zo misbruikt, dat een Augustinus zelfs zich tegen de doodstraf heeft verklaard en Ambrosius, aan een Christelijk rechter, die het vonnis des doods over iemand had uitgesproken, den toegang tot het Avondmaal weigerde. Wat natuurlijk niet te verdedigen was, hoewel wel te verklaren uit het feit, dat de Overheid van die eeuwen velen op onbillijke wijze, om des geloofs wille, ter dood had gebracht.

Vers 12

12. Wanneer gij zegt, om uwe schandelijke lafheid met het vijgenblad van nietswaardige uitvluchten te bedekken: Ziet, wij weten dat niet; zal Hij niet, die de harten met al hun verborgene gedachten en geheime overleggingen weegt, dat merken, of uwe verontschuldiging niet veel meer uit gemakzucht en mensenvrees voortkomt? en die uwe ziel met al hare bewegingen gadeslaat, zal Hij het niet weten, hoe het in waarheid met u stond, dat gij wel van al het gepleegde onrecht wist, en dat Zijn Heilige Geest u luide ter hulpe opriep? a) Want Hij zal den mens vergelden naar zijn werk, en zijne uitvluchten en leugens zullen hem niet baten.

a) Job 34:11. Psalms 62:13. Jeremiah 32:19 Romans 2:6. Revelation 2:12.

Vers 12

12. Wanneer gij zegt, om uwe schandelijke lafheid met het vijgenblad van nietswaardige uitvluchten te bedekken: Ziet, wij weten dat niet; zal Hij niet, die de harten met al hun verborgene gedachten en geheime overleggingen weegt, dat merken, of uwe verontschuldiging niet veel meer uit gemakzucht en mensenvrees voortkomt? en die uwe ziel met al hare bewegingen gadeslaat, zal Hij het niet weten, hoe het in waarheid met u stond, dat gij wel van al het gepleegde onrecht wist, en dat Zijn Heilige Geest u luide ter hulpe opriep? a) Want Hij zal den mens vergelden naar zijn werk, en zijne uitvluchten en leugens zullen hem niet baten.

a) Job 34:11. Psalms 62:13. Jeremiah 32:19 Romans 2:6. Revelation 2:12.

Vers 13

13. Eet honing, mijn zoon, want hij is goed, en honingzeem isniet alleen gezond, maar ook zoet voor uw gehemelte.

Kanan was een land "vloeiende van melk en honing; " de laatste werd dan ook door den Israëliet als ene gezonde en aangename spijze zeer gewaardeerd. Salomo neemt hieruit aanleiding, om de wijsheid als zulk ene gezonde en aangename spijze voor de ziel aan te prijzen..

Het oogmerk in deze woorden is, om de mensen tot de liefde naar ware wijsheid op te wekken. Om dat doel te bereiken, bedient Salomo zich van de gelijkenis van honing, naardien deze een aangename smaak heeft en matig gebruikt zijnde, een zeer voedend en versterkend en verkwikkelijk en strelend geneesmiddel is, gelijk zij ook de verrotting of het verderf wederstaat. Diensvolgens wil de wijze koning in het voorstel zeggen, gelijk als gij, mijn zoon, uw genoegen zoekt, en uw lust stelt in dingen, die u goed en heilzaam zijn, laat dan ook uwe begeerte aldus naar de Wijsheid uitgestrekt zijn, zoek haar met alle ernst en vlijt. Verlustig u in haar en laat zij uw vermaak en opgang zijn.

Vers 13

13. Eet honing, mijn zoon, want hij is goed, en honingzeem isniet alleen gezond, maar ook zoet voor uw gehemelte.

Kanan was een land "vloeiende van melk en honing; " de laatste werd dan ook door den Israëliet als ene gezonde en aangename spijze zeer gewaardeerd. Salomo neemt hieruit aanleiding, om de wijsheid als zulk ene gezonde en aangename spijze voor de ziel aan te prijzen..

Het oogmerk in deze woorden is, om de mensen tot de liefde naar ware wijsheid op te wekken. Om dat doel te bereiken, bedient Salomo zich van de gelijkenis van honing, naardien deze een aangename smaak heeft en matig gebruikt zijnde, een zeer voedend en versterkend en verkwikkelijk en strelend geneesmiddel is, gelijk zij ook de verrotting of het verderf wederstaat. Diensvolgens wil de wijze koning in het voorstel zeggen, gelijk als gij, mijn zoon, uw genoegen zoekt, en uw lust stelt in dingen, die u goed en heilzaam zijn, laat dan ook uwe begeerte aldus naar de Wijsheid uitgestrekt zijn, zoek haar met alle ernst en vlijt. Verlustig u in haar en laat zij uw vermaak en opgang zijn.

Vers 14

14. a) Zodanig is de kennis der wijsheid voor uwe ziel; als gij ze vindt, b) zo zal er beloning voor u wezen, en uwe verwachting, wat ook de toekomst brengen moge, zal niet afgesneden worden.

a) Psalms 19:11; Psalms 119:103. b) Proverbs 23:18.

Door de woorden: "als gij ze vindt" geeft Salomo te kennen, dat er bepaald moeilijkheid verbonden is aan het zoeken der wijsheid; maar dat zulks overvloedig wordt vergolden, door hare lieflijkheid en haar nut voor hem, die ze gevonden heeft. 15. Loer niet, o goddeloze! op de gelukkige woning des rechtvaardigen, wellicht uit afgunst over zijne welvaart en zijnen vrede, en in vertrouwen op zijne mindere macht; verwoest zijne legerplaats niet.

Vers 14

14. a) Zodanig is de kennis der wijsheid voor uwe ziel; als gij ze vindt, b) zo zal er beloning voor u wezen, en uwe verwachting, wat ook de toekomst brengen moge, zal niet afgesneden worden.

a) Psalms 19:11; Psalms 119:103. b) Proverbs 23:18.

Door de woorden: "als gij ze vindt" geeft Salomo te kennen, dat er bepaald moeilijkheid verbonden is aan het zoeken der wijsheid; maar dat zulks overvloedig wordt vergolden, door hare lieflijkheid en haar nut voor hem, die ze gevonden heeft. 15. Loer niet, o goddeloze! op de gelukkige woning des rechtvaardigen, wellicht uit afgunst over zijne welvaart en zijnen vrede, en in vertrouwen op zijne mindere macht; verwoest zijne legerplaats niet.

Vers 16

16. Weet, dat de uitslag van uw boos opzet tegen hem geheel anders zijn zal, dan gij denkt; want de rechtvaardige zal wel a) zevenmaald.i. dikwijls (Psalms 119:164. Job 5:19) ten gevolge van aanvechtingen en vervolgingen van de zijde der goddelozen in het ongeluk vallen, en door de almachtige hand des Heeren, voor Wiens aangezicht hij wandelt, altijd weer opstaan, zodat de hoogmoed der goddelozen te schande gemaakt wordt; maar b) de goddelozen, die op zijnen val loeren, zullen in het kwaad nederstruikelen, zonder ooit weer op te staan. Wat zoudt gij dan met den val des rechtvaardigen anders dan uw eigen verderf bewerken (Psalms 37:24. Jeremiah 8:4. 2 Corinthians 12:7,2 Corinthians 12:8)?

a) Job 5:7. Psalms 34:20. b) Amos 5:2; Amos 8:14.

Vers 16

16. Weet, dat de uitslag van uw boos opzet tegen hem geheel anders zijn zal, dan gij denkt; want de rechtvaardige zal wel a) zevenmaald.i. dikwijls (Psalms 119:164. Job 5:19) ten gevolge van aanvechtingen en vervolgingen van de zijde der goddelozen in het ongeluk vallen, en door de almachtige hand des Heeren, voor Wiens aangezicht hij wandelt, altijd weer opstaan, zodat de hoogmoed der goddelozen te schande gemaakt wordt; maar b) de goddelozen, die op zijnen val loeren, zullen in het kwaad nederstruikelen, zonder ooit weer op te staan. Wat zoudt gij dan met den val des rechtvaardigen anders dan uw eigen verderf bewerken (Psalms 37:24. Jeremiah 8:4. 2 Corinthians 12:7,2 Corinthians 12:8)?

a) Job 5:7. Psalms 34:20. b) Amos 5:2; Amos 8:14.

Vers 17

17. Maar ook gij, rechtvaardige, a) verblijd u niet, als uw vijand valt; en als hij nederstruikelt, laat uw hart zich niet verheugen.

a) Job 31:29. Proverbs 17:5.

Misschien zal men tegen dit gebod andere plaatsen van de Schrift overstellen, b.v. Psalms 58:11. "De rechtvaardige zal zich verblijden, als hij de wraak aanschouwt; hij zal zijne voeten wassen in het bloed der goddelozen." Hierop merken wij aan, dat er tweeërlei vijanden zijn, namelijk persoonlijke, om bijzondere redenen en verschillen, en openbare, van wege de openbare belangen van den staat, of van den godsdienst. Nu is het buiten twijfel zeker, dat men zich over den val van openbare vijanden mag verheugen, ja dit enigermate moet doen, om Gode dank te zeggen voor de geschonken verlossing. Maar zelfs dan moet onze blijdschap veeleer betrekking hebben op de ere Gods en het algemeen welzijn, dan voortkomen uit een zeker welgevallen in hun ellende; want ofschoon zij vijanden zijn, moet men hen tevens aanmerken als schepselen Gods en als zodanig behoren zij voorwerpen van ons mededogen te zijn.

Wat onze persoonlijke vijanden betreft, zo kunnen wij God wel danken voor hunnen val, omdat zij daardoor niet meer in staat zijn, ons te beschadigen maar dan zal ook tevens hun val ons kwaad, dat zij ons aangedaan hebben, moeten doen vergeten, en ons moeten bewegen, hen in hun ellende bij te staan, in plaats van ons op te wekken, om ons zelven op hen te wreken.

Vers 17

17. Maar ook gij, rechtvaardige, a) verblijd u niet, als uw vijand valt; en als hij nederstruikelt, laat uw hart zich niet verheugen.

a) Job 31:29. Proverbs 17:5.

Misschien zal men tegen dit gebod andere plaatsen van de Schrift overstellen, b.v. Psalms 58:11. "De rechtvaardige zal zich verblijden, als hij de wraak aanschouwt; hij zal zijne voeten wassen in het bloed der goddelozen." Hierop merken wij aan, dat er tweeërlei vijanden zijn, namelijk persoonlijke, om bijzondere redenen en verschillen, en openbare, van wege de openbare belangen van den staat, of van den godsdienst. Nu is het buiten twijfel zeker, dat men zich over den val van openbare vijanden mag verheugen, ja dit enigermate moet doen, om Gode dank te zeggen voor de geschonken verlossing. Maar zelfs dan moet onze blijdschap veeleer betrekking hebben op de ere Gods en het algemeen welzijn, dan voortkomen uit een zeker welgevallen in hun ellende; want ofschoon zij vijanden zijn, moet men hen tevens aanmerken als schepselen Gods en als zodanig behoren zij voorwerpen van ons mededogen te zijn.

Wat onze persoonlijke vijanden betreft, zo kunnen wij God wel danken voor hunnen val, omdat zij daardoor niet meer in staat zijn, ons te beschadigen maar dan zal ook tevens hun val ons kwaad, dat zij ons aangedaan hebben, moeten doen vergeten, en ons moeten bewegen, hen in hun ellende bij te staan, in plaats van ons op te wekken, om ons zelven op hen te wreken.

Vers 18

18. Opdat het des HEERE, die een kenner der harten is, niet zie, en het kwaad zij in Zijne ogen, dat gij zo weinig mededogen kent, enhem zijne zonde, die geringer is dan uw leedvermaak, vergeven worde, en Hij Zijnen toorn van hem afkere, om dien tegen u te keren (Job 31:29). Wie zich verblijdt over het ongeluk van anderen, diens eigen ongeluk staat reeds voor de deur. -Hoe diep bedorven het menselijk hart is, bewijst de ondervinding, daar er zelfs in het ongeluk van onzen besten vriend iets is, dat ons enigermate streelt. (Job 2:4 )..

Gods gerechtigheid dient niet om `s mensen toorn te voeden of te kweken. Daarom vermaant de Heere God hier, om zich niet te verblijden over den val of het ongeluk van den vijand, opdat Hij niet Zijn hand van dezen aftrekke en Zich kere tegen degenen, die zich verblijden.

Dit is de konsekwente doorvoering van het beginsel, dat niet aan de mensen de wrake en de vergelding toekomt, maar aan den Heere God alleen.

Vers 18

18. Opdat het des HEERE, die een kenner der harten is, niet zie, en het kwaad zij in Zijne ogen, dat gij zo weinig mededogen kent, enhem zijne zonde, die geringer is dan uw leedvermaak, vergeven worde, en Hij Zijnen toorn van hem afkere, om dien tegen u te keren (Job 31:29). Wie zich verblijdt over het ongeluk van anderen, diens eigen ongeluk staat reeds voor de deur. -Hoe diep bedorven het menselijk hart is, bewijst de ondervinding, daar er zelfs in het ongeluk van onzen besten vriend iets is, dat ons enigermate streelt. (Job 2:4 )..

Gods gerechtigheid dient niet om `s mensen toorn te voeden of te kweken. Daarom vermaant de Heere God hier, om zich niet te verblijden over den val of het ongeluk van den vijand, opdat Hij niet Zijn hand van dezen aftrekke en Zich kere tegen degenen, die zich verblijden.

Dit is de konsekwente doorvoering van het beginsel, dat niet aan de mensen de wrake en de vergelding toekomt, maar aan den Heere God alleen.

Vers 19

19. Evenzo a) ontsteek u niet over de boosdoeners, en erger u niet aan hen, wanneer gij ziet, dat het hun welgaat en zij daardoor overmoedig worden; zijt niet nijdig over de goddelozen, opdat gij niet misschien tot navolging van hun boosheid verleid wordt (Ecclesiastes 10:4. Proverbs 1:11).

a) Psalms 37:1,Psalms 37:8; Psalms 73:3. Proverbs 3:31; Proverbs 23:17; Proverbs 24:1.

Vers 19

19. Evenzo a) ontsteek u niet over de boosdoeners, en erger u niet aan hen, wanneer gij ziet, dat het hun welgaat en zij daardoor overmoedig worden; zijt niet nijdig over de goddelozen, opdat gij niet misschien tot navolging van hun boosheid verleid wordt (Ecclesiastes 10:4. Proverbs 1:11).

a) Psalms 37:1,Psalms 37:8; Psalms 73:3. Proverbs 3:31; Proverbs 23:17; Proverbs 24:1.

Vers 20

20. Want de kwade zal gene beloning hebben, hoe goed voor het ogenblik zijn uitwendige toestand ook zijn moge; a) de lamp der goddelozen, de glans van hun leven en geluk zal, dikwijls reeds hier op aarde, zeker echter na hunnen dood in eeuwige duisternis uitgeblust worden.

a) Job 18:5,Job 18:6. Proverbs 13:9; Proverbs 20:20.

Ook ten opzichte van den tijd, waarin de gedachten en begeerten der mensen zich bewegen, onderscheiden zij zich het meest van elkaar. De ongelovigen leven over het algemeen slechts voor het tegenwoordige; want de toekomst, die zij zich gedroomd hebben, zal zich nooit verwezenlijken, en wanneer zij zich den "goeden ouden tijd" voor den geest halen, zo geschiedt dit met een eenzijdig te hoog schatten van dit verledene en ene hoogmoedige geringschatting van het tegenwoordige. Alleen de gelovige, wiens leven gegrondvest is in dien God, die is, die was en die komen zal, leeft zowel in het verledene als in het tegenwoordige en de toekomst, maar rusten kan hij slechts in die toekomst, die hem door de levende hoop op de erve der heiligen in het licht, naar de beloften Gods voorgehouden wordt, en ook hierin toont de gelovige een waarlijk ruim en vrij standpunt te bezitten, tegenover den bekrompen blik der wereld, die slechts op het zichtbare, op het kortstondig schitterende gericht is. Hij alleen weet, welk einde de uiterlijk zo schitterende ontwikkeling der wereld hebben zal; hij weet, dat het ene grote leugen des Satans is, die zich als een engel des lichts voordoet, wanneer er beweerd wordt, dat de wereld in het goede, in volmaakte kennis der waarheid, in diepe zedelijke vorming vooruitgaat; hij weet, dat de wereld de genadegaven Gods hoe langer hoe meer veracht en verwerpt, en alzo voor het oordeel rijp wordt; hij weet, dat de ontwikkeling der wereld slechts van kwaad tot erger voortgaat. Maar hij kent ook de organische ontwikkeling van het rijk Gods tegenover die der wereld en weet, dat, hoe slechter de tijden zijn, de tijd ook des te meer nadert, waarin voor de gelovigen het geroep weerklinkt: "Heft uwe hoofden op, want ziet uwe verlossing is nabij." Daarheen gaat zijn verlangen uit; op die heerlijke toekomst van den Zoon des mensen richten zich al zijne gedachten en wensen. Hij alleen heeft daarom ene zekere, gewaarborgde toekomst; maar de heidenen hebben gene hoop..

Vers 20

20. Want de kwade zal gene beloning hebben, hoe goed voor het ogenblik zijn uitwendige toestand ook zijn moge; a) de lamp der goddelozen, de glans van hun leven en geluk zal, dikwijls reeds hier op aarde, zeker echter na hunnen dood in eeuwige duisternis uitgeblust worden.

a) Job 18:5,Job 18:6. Proverbs 13:9; Proverbs 20:20.

Ook ten opzichte van den tijd, waarin de gedachten en begeerten der mensen zich bewegen, onderscheiden zij zich het meest van elkaar. De ongelovigen leven over het algemeen slechts voor het tegenwoordige; want de toekomst, die zij zich gedroomd hebben, zal zich nooit verwezenlijken, en wanneer zij zich den "goeden ouden tijd" voor den geest halen, zo geschiedt dit met een eenzijdig te hoog schatten van dit verledene en ene hoogmoedige geringschatting van het tegenwoordige. Alleen de gelovige, wiens leven gegrondvest is in dien God, die is, die was en die komen zal, leeft zowel in het verledene als in het tegenwoordige en de toekomst, maar rusten kan hij slechts in die toekomst, die hem door de levende hoop op de erve der heiligen in het licht, naar de beloften Gods voorgehouden wordt, en ook hierin toont de gelovige een waarlijk ruim en vrij standpunt te bezitten, tegenover den bekrompen blik der wereld, die slechts op het zichtbare, op het kortstondig schitterende gericht is. Hij alleen weet, welk einde de uiterlijk zo schitterende ontwikkeling der wereld hebben zal; hij weet, dat het ene grote leugen des Satans is, die zich als een engel des lichts voordoet, wanneer er beweerd wordt, dat de wereld in het goede, in volmaakte kennis der waarheid, in diepe zedelijke vorming vooruitgaat; hij weet, dat de wereld de genadegaven Gods hoe langer hoe meer veracht en verwerpt, en alzo voor het oordeel rijp wordt; hij weet, dat de ontwikkeling der wereld slechts van kwaad tot erger voortgaat. Maar hij kent ook de organische ontwikkeling van het rijk Gods tegenover die der wereld en weet, dat, hoe slechter de tijden zijn, de tijd ook des te meer nadert, waarin voor de gelovigen het geroep weerklinkt: "Heft uwe hoofden op, want ziet uwe verlossing is nabij." Daarheen gaat zijn verlangen uit; op die heerlijke toekomst van den Zoon des mensen richten zich al zijne gedachten en wensen. Hij alleen heeft daarom ene zekere, gewaarborgde toekomst; maar de heidenen hebben gene hoop..

Vers 21

21. Mijn zoon! vrees den HEERE en den koning, die Zijn plaatsvervanger is; vermeng u niet met hen, die naar verandering staan; heb niets te doen met het goddeloze streven van hen, die de ordeningen Gods, zowel als die des konings haten, gelijk Absalom en Jerobeam; want de Heere zowel als de koning zal het van u zoeken (1 Peter 2:17. Romans 13:2).

Vers 21

21. Mijn zoon! vrees den HEERE en den koning, die Zijn plaatsvervanger is; vermeng u niet met hen, die naar verandering staan; heb niets te doen met het goddeloze streven van hen, die de ordeningen Gods, zowel als die des konings haten, gelijk Absalom en Jerobeam; want de Heere zowel als de koning zal het van u zoeken (1 Peter 2:17. Romans 13:2).

Vers 22

22. Want hun verderf zal, hoe gelukkig hun zaak aanvankelijk ook gedijen moge, haastelijk ontstaan; en wie weet hun beider ondergang, het van God en den koning te gelijk uitgaande strafgericht, dat hen onvoorziens zal treffen?

De autoriteit aan de ordeningen der Overheid en aan God zelven, of wat hetzelfde is, van den staat en de kerk, zijn zo nauw met elkaar verbonden, dat wie aan het ene tornt, ook het andere beschadigt. Het is onmogelijk, dat een gelovig Christen, zonder zijn innerlijk geloofsleven te benadelen, kan deelnemen aan het streven van hen, die onder den schijn van vrijheid ten doel hebben, den koning van zijn goddelijk gezag te beroven, en in alle inrichtingen de goddeloze leer der volkssouvereiniteit en van het ontstaan aan den staat en der koninklijke waardigheid door ene vrije overeenkomst des volks in praktijk te brengen. Het is echter onmogelijk, dat iemand, die den goddelijken oorsprong van den staat en der Overheid in woorden en daden loochent, nog zou kunnen vaststaan in het ware en levende geloof. Liberalisme op staatkundig en kerkelijk gebied reiken elkaar steeds de hand, om Gods werk te verwoesten. Maar het is ook steeds gebleken, dat de leiders der revolutie meestal een ellendig uiteinde gehad hebben, omdat God, de Heere de autoriteit der overheid als een vaste steunpilaar Zijner wereldverordening niet v r den tijd laat omverwerpen. -God heeft den mens daarom overheden gegeven, omdat Hij wil, dat men Zijne wet en daarmee Hem zelven erkenne en eerbiedige, opdat Hij daardoor de menselijke maatschappij voor ineenstorting, ten gevolge van eindeloze onlusten en verwarringen, bewaren wil. Hij heeft echter verordend, dat wij de menselijke overheden om Zijnentwil zullen gehoorzamen en zullen weten, dat Hij de oproermakers straft.

23.

I. Proverbs 24:23-Proverbs 24:34. Hier volgen nog eens Spreuken van andere wijzen. Ook deze heeft de wijze koning Israëls door Gods bestuur bij de zijne gevoegd. De innerlijke eigenaardigheid van deze Spreuken is dezelfde als die der vorige afdeling. Men kan in dezelve twee groepen onderscheiden: Proverbs 24:23-Proverbs 24:29 vermanen tot een onpartijdig oordeel over den naaste en in het algemeen tot ene oprechte verhouding tot hen, Proverbs 24:30-Proverbs 24:34 waarschuwen voor de luiheid en hare verschrikkelijke gevolgen.

Vers 22

22. Want hun verderf zal, hoe gelukkig hun zaak aanvankelijk ook gedijen moge, haastelijk ontstaan; en wie weet hun beider ondergang, het van God en den koning te gelijk uitgaande strafgericht, dat hen onvoorziens zal treffen?

De autoriteit aan de ordeningen der Overheid en aan God zelven, of wat hetzelfde is, van den staat en de kerk, zijn zo nauw met elkaar verbonden, dat wie aan het ene tornt, ook het andere beschadigt. Het is onmogelijk, dat een gelovig Christen, zonder zijn innerlijk geloofsleven te benadelen, kan deelnemen aan het streven van hen, die onder den schijn van vrijheid ten doel hebben, den koning van zijn goddelijk gezag te beroven, en in alle inrichtingen de goddeloze leer der volkssouvereiniteit en van het ontstaan aan den staat en der koninklijke waardigheid door ene vrije overeenkomst des volks in praktijk te brengen. Het is echter onmogelijk, dat iemand, die den goddelijken oorsprong van den staat en der Overheid in woorden en daden loochent, nog zou kunnen vaststaan in het ware en levende geloof. Liberalisme op staatkundig en kerkelijk gebied reiken elkaar steeds de hand, om Gods werk te verwoesten. Maar het is ook steeds gebleken, dat de leiders der revolutie meestal een ellendig uiteinde gehad hebben, omdat God, de Heere de autoriteit der overheid als een vaste steunpilaar Zijner wereldverordening niet v r den tijd laat omverwerpen. -God heeft den mens daarom overheden gegeven, omdat Hij wil, dat men Zijne wet en daarmee Hem zelven erkenne en eerbiedige, opdat Hij daardoor de menselijke maatschappij voor ineenstorting, ten gevolge van eindeloze onlusten en verwarringen, bewaren wil. Hij heeft echter verordend, dat wij de menselijke overheden om Zijnentwil zullen gehoorzamen en zullen weten, dat Hij de oproermakers straft.

23.

I. Proverbs 24:23-Proverbs 24:34. Hier volgen nog eens Spreuken van andere wijzen. Ook deze heeft de wijze koning Israëls door Gods bestuur bij de zijne gevoegd. De innerlijke eigenaardigheid van deze Spreuken is dezelfde als die der vorige afdeling. Men kan in dezelve twee groepen onderscheiden: Proverbs 24:23-Proverbs 24:29 vermanen tot een onpartijdig oordeel over den naaste en in het algemeen tot ene oprechte verhouding tot hen, Proverbs 24:30-Proverbs 24:34 waarschuwen voor de luiheid en hare verschrikkelijke gevolgen.

Vers 23

23. Deze Spreuken, namelijk die, welke in de volgende 12 verzen meegedeeld zijn, zijn ook van de wijzen, die ten tijde van Salomo of v r hem geleefd hebben. a) Het aangezicht van den aanklager of den aangeklaagde in het gericht te kennen, en een partijdig oordeel te vellen, is niet goed, zo als de volgende Spreuken dit nader uiteenzetten. a) Proverbs 18:5; Proverbs 28:21. Exodus 23:3,Exodus 23:7. Leviticus 19:15. Deuteronomy 1:17; Deuteronomy 16:19. John 7:24 Jakob. 2:1.

Vers 23

23. Deze Spreuken, namelijk die, welke in de volgende 12 verzen meegedeeld zijn, zijn ook van de wijzen, die ten tijde van Salomo of v r hem geleefd hebben. a) Het aangezicht van den aanklager of den aangeklaagde in het gericht te kennen, en een partijdig oordeel te vellen, is niet goed, zo als de volgende Spreuken dit nader uiteenzetten. a) Proverbs 18:5; Proverbs 28:21. Exodus 23:3,Exodus 23:7. Leviticus 19:15. Deuteronomy 1:17; Deuteronomy 16:19. John 7:24 Jakob. 2:1.

Vers 24

24. a) Die tot den goddeloze zegt: Gij zijt rechtvaardig (Proverbs 12:2 ), dien zullen nevens God, zelfs de volken vervloeken, de natiën zullen hem gram zijn; want het verkeren van recht in onrecht door een partijdig oordeel benadeelt het welzijn van gehele volken en staten.

a) Proverbs 17:15. Isaiah 5:23.

Gene zonde wordt ook door de openbare mening zozeer veroordeeld als ene onrechtvaardige rechtspraak. Voor moord, echtbreuk, leugen vindt men in de aanzienlijkste en geringste standen velerlei welluidende en aanprijzende namen, maar in de veroordeling van enen partijdigen rechter stemmen dwazen en wijzen overeen, als een getuigenis, dat een rechtvaardig gericht de grondslag van het volkswelzijn uitmaakt..

Vers 24

24. a) Die tot den goddeloze zegt: Gij zijt rechtvaardig (Proverbs 12:2 ), dien zullen nevens God, zelfs de volken vervloeken, de natiën zullen hem gram zijn; want het verkeren van recht in onrecht door een partijdig oordeel benadeelt het welzijn van gehele volken en staten.

a) Proverbs 17:15. Isaiah 5:23.

Gene zonde wordt ook door de openbare mening zozeer veroordeeld als ene onrechtvaardige rechtspraak. Voor moord, echtbreuk, leugen vindt men in de aanzienlijkste en geringste standen velerlei welluidende en aanprijzende namen, maar in de veroordeling van enen partijdigen rechter stemmen dwazen en wijzen overeen, als een getuigenis, dat een rechtvaardig gericht de grondslag van het volkswelzijn uitmaakt..

Vers 25

25. Maar voor degenen, die hem bestraffen, 1) zal lieflijkheid zijn; zij zullen de openlijke toejuiching van het volk genieten, wanneer zij in het openbaar als rechters verschijnen, terwijl iedereen hun eerbied, achting en toegenegenheid zal betonen: en de zegen des goeds zal van God en mensen op hen komen.

1) In het Hebreeën Lammokichem. Eig. zij, die recht onderscheid maken tussen recht en onrecht, en daarom het onrecht en den onrechtvaardige straffen. Proverbs 24:25 vormt dus een tegenstelling met de vorige verzen.

Vers 25

25. Maar voor degenen, die hem bestraffen, 1) zal lieflijkheid zijn; zij zullen de openlijke toejuiching van het volk genieten, wanneer zij in het openbaar als rechters verschijnen, terwijl iedereen hun eerbied, achting en toegenegenheid zal betonen: en de zegen des goeds zal van God en mensen op hen komen.

1) In het Hebreeën Lammokichem. Eig. zij, die recht onderscheid maken tussen recht en onrecht, en daarom het onrecht en den onrechtvaardige straffen. Proverbs 24:25 vormt dus een tegenstelling met de vorige verzen.

Vers 26

26. Men zal de lippen kussen, als een bewijs van hoogachting en liefde, desgenen, die rechte woorden antwoordt, namelijk van hem, die geroepen zijnde om als rechter, getuige, of anderszins in gewichtige zaken te spreken, dit behoorlijk, duidelijk en naar waarheid doet.

De duitse tekst met de door Dchsel ingevoegde verklaringen geeft het volgende:

Een goed, waarheidlievend, duidelijk en beslist antwoord op ene vraag, die het hart raakt en verontrust, is als ene lieflijke kus; want het versterkt, verblijdt en verheft het hart, en vermeerdert de liefde even als deze.

Vers 26

26. Men zal de lippen kussen, als een bewijs van hoogachting en liefde, desgenen, die rechte woorden antwoordt, namelijk van hem, die geroepen zijnde om als rechter, getuige, of anderszins in gewichtige zaken te spreken, dit behoorlijk, duidelijk en naar waarheid doet.

De duitse tekst met de door Dchsel ingevoegde verklaringen geeft het volgende:

Een goed, waarheidlievend, duidelijk en beslist antwoord op ene vraag, die het hart raakt en verontrust, is als ene lieflijke kus; want het versterkt, verblijdt en verheft het hart, en vermeerdert de liefde even als deze.

Vers 27

27. Beschik uw werk daarbuiten, en bereid het voor u op den akker, zorg eerst daarvoor, dat gij van een behoorlijk maatschappelijk bestaan verzekerd zijt, en bouw daarna, als gij een gezin onderhouden kunt, uw huis, door in het huwelijk te treden.

Anderen denken dat dit vers ene vermaning inhoudt tot slijt en voorzichtigheid bij onzen arbeid, opdat wij eerst zouden zorgen voor hetgeen tot ons onderhoud noodzakelijk is, en dat wij daarna, als onze vlijt gezegend is, mogen trachten naar dingen, welke dienen kunnen tot veraangenaming des levens..

Wanneer men enig groot werk tracht te bereiken, moet men alvorens het wijselijk wikken en wegen en er de noodwendige voorbereidselen toe maken, eer men aan het werk ga, opdat men het werk, als het begonnen is, niet moet laten stil staan, uit gebrek van de vereiste bouwstoffen. Dezen zelfden regel had Salomo in het bouwen van den heiligen tempel mede waargenomen, als aan welken niet gebouwd werd, alvorens alles in gereedheid gebracht was. (2 Kings 6:7)..

Vers 27

27. Beschik uw werk daarbuiten, en bereid het voor u op den akker, zorg eerst daarvoor, dat gij van een behoorlijk maatschappelijk bestaan verzekerd zijt, en bouw daarna, als gij een gezin onderhouden kunt, uw huis, door in het huwelijk te treden.

Anderen denken dat dit vers ene vermaning inhoudt tot slijt en voorzichtigheid bij onzen arbeid, opdat wij eerst zouden zorgen voor hetgeen tot ons onderhoud noodzakelijk is, en dat wij daarna, als onze vlijt gezegend is, mogen trachten naar dingen, welke dienen kunnen tot veraangenaming des levens..

Wanneer men enig groot werk tracht te bereiken, moet men alvorens het wijselijk wikken en wegen en er de noodwendige voorbereidselen toe maken, eer men aan het werk ga, opdat men het werk, als het begonnen is, niet moet laten stil staan, uit gebrek van de vereiste bouwstoffen. Dezen zelfden regel had Salomo in het bouwen van den heiligen tempel mede waargenomen, als aan welken niet gebouwd werd, alvorens alles in gereedheid gebracht was. (2 Kings 6:7)..

Vers 28

28. Wees niet zonder oorzaak, zonder dat gij deugdelijke gronden daarvoor hebt: of uit blote wraakzucht, getuige tegen uwen naaste; want zoudt gij den rechter verleiden met uwe lip? Laat integendeel uw getuigenis, steeds de zuivere waarheid inhouden (Proverbs 28:19; Proverbs 19:5).

Met het oog op het voorgaande vers, moet hij, die gerust en vergenoegd wil leven, zich ook wachten, om zich, enkel tot benadeling van zijnen naaste, zonder daartoe geroepen te zijn, in rechtszaken te steken. Bovendien, indien gij lichtvaardig tegen uwen naaste getuigdet, zou het niet bij een leugenachtig getuigenis blijven; maar gij zoudt uwe lippen nog wijder opendoen, en voortgaan tot zwaarder gruwelen, namelijk tot valse eden, om uw leugenachtig getuigenis te staven..

Vers 28

28. Wees niet zonder oorzaak, zonder dat gij deugdelijke gronden daarvoor hebt: of uit blote wraakzucht, getuige tegen uwen naaste; want zoudt gij den rechter verleiden met uwe lip? Laat integendeel uw getuigenis, steeds de zuivere waarheid inhouden (Proverbs 28:19; Proverbs 19:5).

Met het oog op het voorgaande vers, moet hij, die gerust en vergenoegd wil leven, zich ook wachten, om zich, enkel tot benadeling van zijnen naaste, zonder daartoe geroepen te zijn, in rechtszaken te steken. Bovendien, indien gij lichtvaardig tegen uwen naaste getuigdet, zou het niet bij een leugenachtig getuigenis blijven; maar gij zoudt uwe lippen nog wijder opendoen, en voortgaan tot zwaarder gruwelen, namelijk tot valse eden, om uw leugenachtig getuigenis te staven..

Vers 29

29. a) Zeg ook niet: Gelijk als hij mij gedaan heeft, zo zal ik hem doen; ik zal een ieder vergelden naar zijn werk, namelijk naar het kwaad, dat hij tegen mij gepleegd heeft, want de wraak is des Heeren (Proverbs 20:22).

a) Romans 12:17,Romans 12:19.

Ook hier waarschuwt de Spreuken-dichter weer tegen het zelf optreden als wreker, dewijl dit alleen het recht en het voorrecht Gods is. Wie zichzelven wreekt, verbeurt en verliest het voorrecht, om zich op Gods recht te beroepen.

Vers 29

29. a) Zeg ook niet: Gelijk als hij mij gedaan heeft, zo zal ik hem doen; ik zal een ieder vergelden naar zijn werk, namelijk naar het kwaad, dat hij tegen mij gepleegd heeft, want de wraak is des Heeren (Proverbs 20:22).

a) Romans 12:17,Romans 12:19.

Ook hier waarschuwt de Spreuken-dichter weer tegen het zelf optreden als wreker, dewijl dit alleen het recht en het voorrecht Gods is. Wie zichzelven wreekt, verbeurt en verliest het voorrecht, om zich op Gods recht te beroepen.

Vers 30

30. Eindelijk, moet hij, die gerust en vergenoegd wil leven, zich wachten voor de luiheid, als een van de grote hinderpalen voor het tijdelijk geluk. Ik heb de nadelige gevolgen van die ondeugd gezien (Klinkenberg), want: Ik ging eens voorbij den akker eens luiaards, en voorbij den wijngaard van een verstandeloos mens, die meer door goddeloosheid dan door trouwen ijver in zijn beroep zijn huis wilde bouwen (Job 5:3, Psalms 37:35);

Vers 30

30. Eindelijk, moet hij, die gerust en vergenoegd wil leven, zich wachten voor de luiheid, als een van de grote hinderpalen voor het tijdelijk geluk. Ik heb de nadelige gevolgen van die ondeugd gezien (Klinkenberg), want: Ik ging eens voorbij den akker eens luiaards, en voorbij den wijngaard van een verstandeloos mens, die meer door goddeloosheid dan door trouwen ijver in zijn beroep zijn huis wilde bouwen (Job 5:3, Psalms 37:35);

Vers 31

31. En ziet, hij was gans opgeschoten van distelen, zijne gedaante was met netelen bedekt, als een duidelijk bewijs van den vloek Gods, en zijn stenen scheidsmuur was afgebroken 1) en ingevallen, zodat hij open lag voor allerlei wild gedierte.

1) Letterlijk: ingevreten, ingescheurd, gelijk dit bij een muur plaats heeft, die niet meer op zijn tijd wordt ingevoegd en onderhouden. Alles duidt hier aan de gevolgen van lafheid en onachtzaamheid en behelst een treffende waarschuwing-

Vers 31

31. En ziet, hij was gans opgeschoten van distelen, zijne gedaante was met netelen bedekt, als een duidelijk bewijs van den vloek Gods, en zijn stenen scheidsmuur was afgebroken 1) en ingevallen, zodat hij open lag voor allerlei wild gedierte.

1) Letterlijk: ingevreten, ingescheurd, gelijk dit bij een muur plaats heeft, die niet meer op zijn tijd wordt ingevoegd en onderhouden. Alles duidt hier aan de gevolgen van lafheid en onachtzaamheid en behelst een treffende waarschuwing-

Vers 32

32. Als ik dat aanschouwde, nam ik het ter harte, zo als men alle voorbeelden uit de natuur en het leven met wijsheid gadeslaan en op zich zelven toepassen moet; ik zag het, dacht er ernstig over na en nam onderwijzing aan: 33. a) Een weinig slapens, een weinig sluimerens, een weinig handvouwens, al nederliggende, opdat gij het zo gemakkelijk mogelijk zoudt kunnen hebben; geef daaraan slechts toe,

a) Proverbs 6:10,Proverbs 6:11.

Vers 32

32. Als ik dat aanschouwde, nam ik het ter harte, zo als men alle voorbeelden uit de natuur en het leven met wijsheid gadeslaan en op zich zelven toepassen moet; ik zag het, dacht er ernstig over na en nam onderwijzing aan: 33. a) Een weinig slapens, een weinig sluimerens, een weinig handvouwens, al nederliggende, opdat gij het zo gemakkelijk mogelijk zoudt kunnen hebben; geef daaraan slechts toe,

a) Proverbs 6:10,Proverbs 6:11.

Vers 34

34. Zo zal uwe armoede u onvoorziens overkomen als een wandelaar, met stille en ongemerkte schreden, en uw velerlei gebrek als een gewapend man, als een rover, tegen wien gene verdediging baat. Vergelijk bijna woordelijk Proverbs 6:9; Proverbs 10:11. Daar wordt het plotselinge, hier het langzame aansluipen der armoede, die het levensgeluk reddeloos vernietigt, voorgesteld.

Dit woord vindt ook zijne toepassing op den geestelijken wijngaard, dien ieder voor zich moet beplanten en omtuinen. Wie zich aan geestelijke traagheid overgeeft, zal spoedig zijn geestelijk leven zien wegkwijnen, en die niet heeft, van dien zal genomen worden, ook wat hij heeft. Doet men het goede niet met ernst en nadruk, zo neemt het boze zeker altijd meer de overhand, en in alle standen, in kerk, staat en huis, nemen ellende en moeiten toe ten gevolge van nalatige ambtsvervulling der door God aangestelde bedienaars en verzorgers.

Vers 34

34. Zo zal uwe armoede u onvoorziens overkomen als een wandelaar, met stille en ongemerkte schreden, en uw velerlei gebrek als een gewapend man, als een rover, tegen wien gene verdediging baat. Vergelijk bijna woordelijk Proverbs 6:9; Proverbs 10:11. Daar wordt het plotselinge, hier het langzame aansluipen der armoede, die het levensgeluk reddeloos vernietigt, voorgesteld.

Dit woord vindt ook zijne toepassing op den geestelijken wijngaard, dien ieder voor zich moet beplanten en omtuinen. Wie zich aan geestelijke traagheid overgeeft, zal spoedig zijn geestelijk leven zien wegkwijnen, en die niet heeft, van dien zal genomen worden, ook wat hij heeft. Doet men het goede niet met ernst en nadruk, zo neemt het boze zeker altijd meer de overhand, en in alle standen, in kerk, staat en huis, nemen ellende en moeiten toe ten gevolge van nalatige ambtsvervulling der door God aangestelde bedienaars en verzorgers.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Proverbs 24". "Dächsel Bijbelverklaring". https://beta.studylight.org/commentaries/dut/dac/proverbs-24.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile